1. Toonbank; - in een café e.d. ook: tap(kast), buffet, bar; - in een kantoor e.d. bep.: balie.
Er staan enige mensen voor de toog en het zal wat duren eer die geriefd zijn, TEIRLINCK 1952, 2, 220. Reispakketten ter land, ter water en ter lucht, voor drie, tien of nog meer dagen liggen keuzeklaar op de toog in de verkoopskantoren Ultra Montes, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 38.
We begonnen een kruidenierswinkel. Ik had een toog, een weegschaal, een kaasmes, een naaimachine, mijn koopwaar had ik op schuld gekocht, LAUWENS 1973, 66.
Het is hier zo gezegd puur amateurisme. Maar er wordt wel iets onder de toog gegeven. Een topspeler houdt hier wel een 70 à 80.000 frank per jaar aan over, Gentenaar 14/4/1977.
Materieel voor keukens en restaurants, friteusen, togen, koffiemachines, fornuizen enz., Gentenaar 12/8/1977.
Aan de toog, netjes gekamd ... K.T. Hij nipt eens van zijn biertje, Gazet v. Antw. 15/8/1977.
Voor de sinjoren die hun eigen magazines indertijd niet pikant genoeg vonden was er de import uit Parijs. Alleen onder de toog te krijgen, Koerier 24/5/1978.
2. Het tonen of getoond-worden; vooral in de verb. ten toog staan, zitten; ten toog lopen met -.
Een preuse hereboer die voor al ’t volk ten toge zat, STREUVELS 1962, 141.
Sam.: baktoog, toonbank waarop de poffertjes enz. gebakken worden (Het is nauwelijks te geloven dat het grote porceleinen kraam verwijnt. De tent, met die talloze spiegeltjes achter de baktoog, Gazet v. Antw. 3/6/1977);
- koeltoog (Reklamegids 9/12/1976. Te koop: open koeltoog, met onderkoeling, Gazet v. Antw. 23/4/1977);
- winkeltoog (Klokske 27/4/1978);
- toogdienster, buffetjuffrouw e.d. (Toogdiensters. Voor zelfbedienings-restaurant en buffet, Gentenaar 22/5/1977);
- tooglade (zie ald.);
- toogwerk (Hulp ... voor toogwerk tea-room, Gazet v. Antw. 5/7/1977);
- toogwerkster, buffetjuffrouw (Toogwerkster voor 4 dagen per week, Gazet v. Antw. 3/6/1977);
- toogzever, geouwehoer, kletspraat (aan de bar); hierbij:
- toogzeveren, (w.g.) (Zij laten vallen wie niet mee kaartspeelt, toogzevert, moppentapt, vrouwentast, WILLEMS 1970, 52).