Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gans

betekenis & definitie

In Vl.-België zeer gebruikelijk in de schrijft, én de spreekt, zonder enig stilistisch onderscheid; in de standaardt. echter zo goed als volledig verdwenen in de spreekt, (behalve in enkele vaste verb., bijv. van ganser harte), en in de schrijft, uitsl. in bijz. stijl.

I. Als bnw.

Geheel, heel.

De olijke kwant, die een gans dorp met zijn streken kon doen schaterlachen, BOON 1975, 182.

Gans de maand december gratis een prachtig geschenk bij bestelling van een wagen, Reklamegids 9/12/1976.

Hij krijgt evengoed vraag uit gans de wereld om duiven te verkopen, Gazet v. Antw. 13/5/1977.

Toen ze klein was speelde en regisseerde zij toneeltjes met de kinderen uit de buurt. De ganse straat werd dan uitgenodigd op de voorstelling, Gentenaar 13/5/1977.

Donderdag 19 mei, O.H. Hemelvaartdag, zal onze krant niet verschijnen en zullen onze kantoren de ganse dag gesloten zijn, Gazet v. Antw. 16/5/1977.

Om U nog beter te dienen hebben wij voor U een ganse kollektie behangpapier aangekocht, Klokske 27/4/1978.

II. Als bijw.

Helemaal, geheel en al, in elk opzicht; volkomen, volledig, volstrekt enz.

Ik fluit nog eens en richt mij dan gans op, boven de varens uit, en ik hef mijn hand naar de geweerriem, als heel dichtbij en heel plots... een geweerschot weerklinkt, CLAUS 1958, 9.

Een zwaarte zinkt in haar benen, maar geen angst en daar ze met één vraag uitgevraagd is, neemt ze hem nog eens gans en goed op, om Mandus te kunnen uitlachen en al de andere bluffers, die beweren Houtekiet zo dikwijls te hebben gezien, WALSCHAP 1963, 311.

De gezinnen die zo naïef waren de reclame voor een gans elektrisch huis en een hoger comfort ook in de praktijk om te zetten, zijn natuurlijk de bedrogenen van het spel, Bond 28/1/1977.

Wij regelen gans uw begrafenisplechtigheden, Publirama 15/6/1977.