Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

voorkomen

betekenis & definitie

1. Van pers., m. betr. t. hun uiterlijk: voor de dag komen, er uit zien (zoals in de bep. wordt genoemd).

Morgen zal het anders lopen, dan komen de beurslui; er zijn er altijd die op hun fijnst willen voorkomen voor de afspraakjes achteraf; die wachten niet tot hun nekhaar krult, VAN AKEN 1965, 64.

De Eerste Communie is zeker een romantische en aandoenlijke plechtigheid, omdat onze kinderen nog zo eerlijk en onschuldig zijn en er zo fris en spontaan uitzien en voorkomen in hun modieuze toiletjes, Kerk en Leven (ed. Boom) 27/4/1978.

2. Van pers. en zaken: het voorkomen hebben van -, lijken.

Hij gehoorzaamt zelfs aan zijn dochter Zoë, die pas in haar veertiende jaar is getreden en er weliswaar voorkomt als een struise meid van bijkans twintig, TEIRLINCK 1952, 2, 92.

Opm.: In de volg. voorb. op te vatten als foutieve vert.(?) voor: naar voren komen, op de voorgrond komen; duidelijk worden, blijken (Het beeld dat van de jeugdwerking zal naar voorkomen, wordt niet meer alleen door de vrijgestelden bepaald, maar in samenspraak en vooral door een directe confrontatie met de jongeren, Volksmacht 3/12/1976, p. 13.

Uit de onderzoeken van de SWOV is ten minste niet naar voorgekomen dat de zwaarte van de straf invloed heeft op het alkoholgebruik, Laatste Nieuws 1/8/1980).