Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZIJLVESTENIJ

betekenis & definitie

(„zijl” = sluis) tot het midden der 19de eeuw benaming van het waterschap in de Groninger Ommelanden. Deze lichamen zijn ca 1300 ontstaan door de vrijwillige samenwerking van de belanghebbenden, veelal onder leiding der kloosters die natuurlijk ook zelf grondeigenaar waren.

Op den duur kwam een belangrijke mate van concentratie tot stand, zodat sinds het midden der 15de eeuw het waterschapswezen geheel werd beheerst door drie grote lichamen: het Zijlvest der drie Delfzijlen onder de abt van Wittewierum, het Winsummer en het Aduarder Zijlvest, die beide onder beslag van de abdij Aduard lagen. De zijlvesten waren volkomen autonoom en bezaten ook strafrechtelijke bevoegdheid. De drie grote hebben deze autonomie tot 1755 weten te handhaven, ofschoon na de secularisatie der kloostergoederen, die aan de provincie waren gekomen, de Staten van Stad en Lande wel invloed deden gelden.De zijlvestenij was verdeeld in schepper ij en; als schepper traden de voornaamste ingelanden bij toerbeurt op, ofschoon soms van verkiezing wordt gesproken en men ook wel „staande” scheppersen aantreft. Behalve in het Aduarder Zijlvest was de schepperij weer onderverdeeld in zijleeden aan wier hoofd een zijlrechter stond. Om de zaken te regelen riep de zijlrechter de „meente” op, de schepper zijn zijlrechters. Op gezette tijden hield de overste schepper een „gemene Zijlwarf” van alle scheppers en rechters. Op de warven — de algemene zowel als de kleine van elke schepper — werden de maatregelen besproken, het schot vastgesteld, rechtszaken behandeld. De zijlrechters inden schot en verrichtten de schouw, bovendien waren op hun aanwijzing de ingezetenen tot werk verplicht. De technische leiding van grotere werken was opgedragen aan een „waarman” die — ofschoon bezoldigd ambtenaar — naast de scheppers een sterke positie innam

De zeedijken vielen niet onder de verantwoordelijkheid der zijlvestenijen. Vóór 1600 besliste daarover de Mene Landes Warf, sinds de reductie de Staten van Stad en Lande. In het midden der 19de eeuw is een nieuwe provinciale indeling in waterschappen tot stand gekomen.

DR M. HARTGERINK-KOOMANS

Lit.: M. Hartgerink Koomans, Het geslacht Ewsum (1938). blz. 19-29; J. Kooper, Het waterstaatsverleden v. d. prov. Groningen (1939); W. J. Wieringa, Het Aduarder Zijlvest in het Ommelander waterschapswezen (1946).

< >