een zwervend volk, waarvan de vertegenwoordigers in geheel Europa, grote delen van Azië (vooral Anatolië, Syrië, Armenië, Perzië, Turkestan en Siberië), Afrika (Algerije, Darfoer en Kordofan, Egypte), Amerika en Australië worden aangetroffen.
Zij staan bekend onder verschillende namen: Jinganih (Syrië), Atsinkanoi (Nieuwgrieks), Tsjingiane (Turks), Czigány (Hongaars), Zigeuner (Duits) en Zingari (Italiaans).
De benaming Egyptiërs, Gyphtoi (Nieuwgrieks), Pharao népe: volk van de pharao (Hongaars), Gypsies (Engels), Gitanos (Spaans) danken zij aan een vermoeden - waartoe de Zigeuners zelf aanleiding hebben gegeven, nl. dat zij uit Egypte afkomstig zouden zijn. Zelf noemen zij zich Rom of Romani. Men neemt op grond van linguïstisch onderzoek aan, dat zij stammen uit Voor-Indië. Zij zouden de afstammelingen kunnen zijn van het zwervend volk der Domba, een kaste van muzikanten en dansers. Onbekend zijn de redenen die tot de exodus van dit volk hebben geleid; ook over het tijdstip waarop het India verlaten heeft laat zich niets met zekerheid stellen.
Pas in het begin van de 14de eeuw wordt van hun aanwezigheid in Z.O.-Europa in de kronieken melding gemaakt; aan het einde van de 15de eeuw hielden reeds grote aantallen Zigeuners in dit gebied verblijf. Ca 1420 worden de Zigeuners voor het eerst in West-Europa gesignaleerd; bij duizenden trokken zij in het jaar 1438 Duitsland, Frankrijk en Italië binnen. Spanje bereikten zij in 1447, Polen en Rusland in 1501, Zweden in 1512 en Engeland in 1540. Aanvankelijk vonden zij overal een goed onthaal, doch reeds spoedig werden zij beschouwd als een ware landplaag. Zij werden aan heftige vervolgingen blootgesteld en uit menig land verbannen. Op grote schaal werden zij uit Engeland naar Frankrijk en Noorwegen gedeporteerd; van Schotland naar Barbados en Noord Amerika, van Portugal naar Afrika en Brazilië.
De lichamelijke kenmerken van de Zigeuners zijn: donkere, olijfkleurige huid, donkere ogen, zwart of donkerbruin haar, fragiele handen en voeten, korte armen in verhouding tot de lengte der benen, gemiddelde lengte van 1,63 m en in het algemeen mesocephale schedel.
De Zigeuners leven in stamverband. Aan het hoofd van iedere stam staat een gekozen hoofd, die de hoogste rechter is en de stam vertegenwoordigt naar buiten. Ook bepaalt hij de richting waarin de stam zal trekken en wijst iedere familie een beaald trekgebied toe. De Zigeuners voorzien in hun onderhoud als paardenhandelaars, „paardendokters”, marskramers, smeden, en herstellers van huishoudelijke voorwerpen. De vrouwen oefenen veelal de waarzeggerij uit. Vooral in de Balkan hebben vele Zigeuners hun nomadiserend leven vaarwel gezegd.
Het verlies van hun cultuur is hiervan door de optredende assimilatie het gevolg geweest. De beste waarborg voor het voortbestaan van deze cultuur is het nomadisme. Hieraan worden echter in de meeste landen steeds groter moeilijkheden in de weg gelegd. Over het aantal Zigeuners laat zich niets met zekerheid zeggen. De schattingen variëren van 2 tot 5 millioen, waarvan ongeveer 700 000 in Europa,
D. G. JONGMANS
Lit.: H. M. G. Grellmann, Die Zigeuner (1873); G. G. Leland, The Gypsies (1882); G.
F. Black, A Gypsy bibliography (1900); R. L. Turner, The Position of Romani in Indo-Aryan (1927); E. Pittard, Les Tziganes (1931); W. van Wijk, A Sociological Study of the Gypsies, diss. (1948).