(Darfur) of Land van de Foer, sinds 1916 een provincie van de Anglo-Egyptische Soedan (Midden-Afrika) tussen 10-160 N.Br. en 22-20 30' O.L. v. Gr., wordt in het O. door Kordofan, in het Z. door Dar Fertit, in het W. door Wadai en in het N. door de Libyse woestijn begrensd en is 357 790 km2 groot.
Door het N.W. deel, dat het best bewaterd en dus het dichtst bevolkt is, loopt van het N.O. - Z.W. een gebergte met uitgedoofd vulkanisme (hoogste top de Djebel Marra, 1830 m). Het Zuiden ligt in het stroomgebied van de Bahr-el-Ghazal en is in de regentijd voor een groot deel overstroomd. Het Oosten en Westen zijn zandvlakten en steppen. In het middengedeelte verbouwt men graan, sesam, katoen en tabak, in het Zuiden de delebpalm, aan de Oostgrens de apenbroodboom.
Darfoer is rijk aan allerlei soorten metalen; koper en ijzer worden door de bevolking ontgonnen. Het aantal inw. bedraagt (1938) 763283, d.i. 2 per km, en bestaat voor een groot deel uit Foer, die het centrum bewonen, Arabieren, die hier het heersende volk vormen, en enige andere stammen. De Foer zijn Mohammedanen, bewerken katoen en vervaardigen sieraden en gebruiksvoorwerpen. De hoofdstad is El Fasher, gelegen in een zandige vlakte aan een meer.
Ten N.W. van El Fasher ligt Kobeh, vroeger een middelpunt van de karavaanhandel.Geschiedenis.
Men neemt aan, dat de grondlegger van het sultanaat Darfoer is geweest Dali of Delil Bahar uit de stam Kera (ca 1450). Aan hem wordt toegeschreven het hoogst merkwaardige wetboek Dali (Kitab-Dali), vooral bevattend voorschriften op het gebied van het bestuurs- en het strafrecht, dat tot 1916 heeft gegolden. Het is vermoedelijk gecodificeerd gewoonterecht uit later jaren en vertoont op sommige punten principiële verschillen met de Koran. Met Soliman Solon (1596-1637) betreedt men het terrein van de historie ; onder hem werd de Islam ingevoerd.
Onder diens kleinzoon Ahmed Bokker (1682-1722) bereikte het sultanaat zijn grootste bloei: deze vestigde een sterk centraal gezag, terwijl de omliggende landen veelal in anarchie verkeerden. Abd er-Rahman er-Rasjid (1785-1799), zijn jongste zoon, knoopte betrekkingen aan met Napoleon na diens verovering van Egypte (1799); El Fasher werd in 1791 de hoofdstad van het land. Onder zijn tyrannieke zoon Mohammed III el-Fadl (1799-1839) ging Kordofan aan Egypte verloren. Deze werd opgevolgd door zijn zoon Mohammed IV el Hasin, die in 1873 hoogbejaard stierf.
Diens zoon Brahim sneuvelde in Oct. 1874 in de slag bij Mendwatsji tegen Egypte; daarop werd de hoofdstad veroverd en het land door Egypte geannexeerd. In 1881 werd de Oostenrijker Slatin Pasja (Sir Richard von Slatin) gouverneur; deze moest zich in Dec. 1883 aan de Mahdi overgeven. De Mahdi veroverde daarna het land. Na de ineenstorting van diens rijk (1899) erkende het Engels-Egyptisch bestuur van de Soedan Ali-Dinar, een kleinzoon van Mohammed III el-Fadl, als sultan.
In 1915 kwam deze in opstand tegen de inmenging van de Soedan, sneuvelde echter 6 Mei 1916, waarop Darfoer een provincie werd van de Soedan. Het werd tevens met het sultanaat Dar Masalit vergroot, terwijl de grens met het Franse Wadai op 8 Sept. 1919 te Parijs werd afgebakend.
De eerste Europeaan, die Darfoer betrad, was William George Browne, die twee jaar te Kobeh doorbracht (1793-’95). Sindsdien stonden de sultans echter zeer afwijzend tegenover Europese reizigers; niettemin gelukte het Gustav Nachtigal in 1873 enige maanden in Darfoer door te brengen.
Lit.: Petermanns Mitteil. 1875, 1880, 1884; J. Pfund, Reisebriefe aus Kordofan und Dafur (Hamburg 1879); G. Nachtigal, Sahara und Sudan (Leipzig 1889); R. Slatin Pascha, Feuer und Schwert im Sudan (Leipzig 1899, 12de dr. 1922); H.
Schurtz in H. F. Helmolt’s Weltgeschichte, III (Leipzig 1901, 2de dr. 1914); C. H.
Becker in de Enzyklopaedie des Islam I (1913).