is een zodanig recht, waardoor een zaak hetzij geheel, hetzij in enig bepaald opzicht, aan iemands onmiddellijke heerschappij wordt onderworpen. Het kenmerkende van een zakelijk recht is, dat men het tegenover een ieder kan laten gelden, waardoor het zich onderscheidt van een verbintenis, die men slechts tegenover een bepaald persoon kan geldend maken.
Bij nadere beschouwing blijkt deze grenslijn, historisch teruggaande op de Romeinsrechtelijke onderscheiding der acties in actiones in rem en actiones in personam, evenwel niet zo helder en scherp te zijn als zij op het eerste gezicht schijnt. De inhoud van het zakelijk recht is negatief in die zin, dat een ieder zich van inbreuk moet onthouden, positief in die zin, dat het zakelijk recht bevoegdheid geeft tot genot en heerschappij over een zaak. Het eigendomsrecht (z eigendom) is een zakelijk recht op eigen zaak, zakelijke rechten op eens anders zaak zijn de rechten van erfdienstbaarheid, opstal, erfpacht, beklemming, grondrente, vruchtgebruik, gebruik en bewoning en pand («pandrecht) en hypotheek. De zakelijke rechten zijn geregeld in het tweede boek van het Ned. Burgerlijk Wetboek.
Lit.: E. M. Meyers, De Algemene Begrippen van het Burgerl. Recht (1948), blz. 268 w.; P. Scholten-Asser, Zakenrecht (8ste dr. 1945), blz. 31-39; I. Kisch, Beschouwingen over de onderscheiding tussen zakelijke en persoonlijke rechten, diss.
Amsterdam (1932); H. F. W. Fischer, Zakel. en absolute rechten in: Ned. Jur. Blad 1949; M. Villey, Le jus in re du droit classique romain au droit moderne (Paris 1947).