Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BURGERLIJK WETBOEK

betekenis & definitie

bevat in NEDERLAND het burgerlijk recht in enge zin. De term burgerlijk recht (droit civil, civilrecht, Civiel recht) is afkomstig van het Lat. ius civile, dat oorspronkelijk rechtsregels aanduidde die alleen voor Romeinse burgers (cives) golden.

Thans wordt hij gebruikt in tweeërlei betekenis, nl. in ruimere en in engere zin. Burgerlijk recht in ruimere zin is hetzelfde als privaatrecht (z recht). Meestal echter wordt de benaming burgerlijk recht in engere zin genomen: ter aanduiding van dat deel van het privaatrecht, hetwelk geregeld is in het Burgerlijk Wetboek en aanverwante wetten.De benaming „burgerlijk recht” kan dus gebruikt worden:

1. in tegenstelling tot publiek recht (omvattend staatsrecht en strafrecht),
2. in tegenstelling tot handelsrecht en burgerlijk procesrecht.

Tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden was het burgerlijk recht bij ons deels ongeschreven gewoonterecht (cos turnen), deels vervat in provinciale ordonnanties en plaatselijke keuren, terwijl ingeval van stilzwijgen van wetten (statuten) en costumen het Romeinse recht werd toegepast. In tegenstelling tot het Romeinse recht, dat overal subsidiaire gelding had en daarom wel als „gemeen (d.i. algemeen geldend) recht” werd aangeduid, heerste er dus op het gebied van het inheemse recht grote verscheidenheid: het was provinciaal en locaal recht en kon niet anders zijn, daar de afzonderlijke gewesten souvereine republiekjes waren, waarin de hoogste wetgevende macht toekwam aan de Staten der provincie. Het verlangen naar rechtseenheid, dat zich in de 18de eeuw begon te doen gelden, kon eerst bevredigd worden na de vestiging van de eenheidsstaat. De Staatsregeling van 1798 schreef voor, dat er een wetboek gemaakt moest worden o.m. van „burgerlijke wetten” en, ,,algemeen voor de gantsche Republiek”.

Maar pas onder de regering van koning Lodewijk Napoleon is zodanig algemeen wetboek tot stand gekomen onder de naam Wetboek Napoleon ingerigt voor het koningrijk Holland, dat 1 Mei 1809 in werking trad. De invoering van dit wetboek ging gepaard met de afschaffing van alle oude wetten en ordonnanties betreffende het burgerlijke recht en van het Romeinse recht. Zoals de naam van dit wetboek aanduidt, was het een bewerking van het Franse Wetboek, de Code Napoléon van 1804, pasklaar gemaakt voor de behoeften van ons land, doordat de bewerkers in ruime mate Oudhollands recht er in hebben opgenomen. Ten gevolge van de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk werd het Wetboek van 1809 vervangen door de Code Napoléon, welke i Mrt 1811 voor het gehele gebied van het voormalige koninkrijk Holland verbindend verklaard is.

Tot 1838 bleef dit wetboek hier in werking, en werd toen vervangen door ons tegenwoordig Burgerlijk Wetboek (in werking sinds 1 Oct. 1838, in Limburg sinds 1 Jan. 1842), dat grotendeels een navolging, voor een zeer belangrijk deel zelfs een blote vertaling van de Franse Code is. Echter hebben de ontwerpers ook gebruik gemaakt van het Wetboek van 1809.

De indeling van het Burgerlijk Wetboek is niet ontleend aan de Code Napoléon maar aan de Instituten van Justinianus. Evenals deze is het Burgerlijk Wetboek verdeeld in vier boeken. Zij hebben tot opschrift:

I. Van Personen;

II. Van Zaken;

III. Van Verbintenissen;

IV. Van Bewijs en Verjaring.

De boeken zijn weder verdeeld in titels; deze vaak in afdelingen. Alle bepalingen zijn gebracht onder een doorlopende reeks van artikelen (2030). Sedert 1838 zijn door verschillende wijzigingswetten op meerdere punten veranderingen in het Burgerlijk Wetboek aangebracht, maar de ondernomen pogingen tot herziening zijn op niets uitgelopen. De ontwikkeling van het burgerlijk recht vond ten dele haar weerslag in nieuwe afzonderlijke wetten en in eigen regelingen der betrokkenen, maar kwam grotendeels tot uiting in een veranderde uitlegging door de rechtspraak.

Deze ontwikkeling van het burgerlijk recht sinds de totstandkoming van het Burgerlijk Wetboek laat zich met de woorden ont-individualisering en ont-rationalisering slechts zeer in het algemeen omschrijven; de beperking van de vrijheid van de eigenaar en van de vrijheid van contracteren, overheidsbemoeiing en staatsinmenging allerwegen zijn hiervan op de voorgrond tredende verschijnselen. Bij K.B. van 25 Apr. 1947 no 20, Ned. Stcrt van 6 Mei 1947, no 86 is aan prof. mr E. M.

Meyers opdracht gegeven een ontwerp voor een nieuw burgerlijk wetboek samen te stellen.

Lit.: Algemeen en inleidend: N. K. F. Land, Inl. tot de Verklaring v. h.

Burg. Wetb. (1910); Paul Scholten, Alg. Deel 2de dr. (1934); E. M.

Meijers, Alg. Leer v. h. burgerl. recht, dl I: De algem. begrippen v. h. burgerl. recht (1948); E. van Dievoet, Het Burg. Recht in België en in Nederl. van 1800 tot 1940. De Rechtsbronnen (1943); Gedenkboek Burgerlijk Wetboek 1838-1938 onder red. v.

Paul Scholten en E. M. Meyers (1938); J. Valkhoff, Een Eeuw Rechtsontwikkeling (1938); C.

Westrate, Het burg. recht in evolutie, in De Gids 1932, dl II, blz. 341-361.

Geschiedenis van de wetgeving: J. C. Voorduin. Gesch. en Beginselen der Nederl.

Wetboeken (1837 v.); J. J. F. Noordziek, Gesch. d. beraadslagingen in de Tweede Kamer der Staten Gen. over het Ontwerp v. h.

Burg. Wetb. (1867).

Hand- en leerboeken: A. Pitlo, Het Personenrecht (1946); Het Zakenrecht (1948); Het Verbintenissenrecht (1946); Bewijs en Verjaring (1946); C. Asser, Handl. tot de beoef. v. h. Ned. burg. recht (voortgezet en herzien door verschill. bewerkers); N.

K. F. Land, Verklaring v. h. burg. wetb. (voortgezet en herzien door verschill. bewerkers); J. Ph.

Suyling, Inl. tot het burg. recht; G. W. Opzoomer, Het Burg. Wetb.

Verklaard, 11 dln (18741887), voortgezet door J. A. Levy (dl 12-16); G. Diephuis, Het Ned. burg. regt, 2de dr. (1885-1890), 13 dln.

In BELGIË werd onder het oud regime het burgerlijk recht beheerst door de gewoonten of costumen, waarvan de oorsprong in het Oudgermaanse recht te vinden is. Dat gewoonterecht had echter sedert de receptie van het Romeinse recht, vooral ten gevolge van de oprichting der universiteit te Leuven in de 15de eeuw, en ook door het canonieke recht, in ruime mate de invloed van het Justiniaanse recht ondergaan. Enkele onderdelen, zoals bijv. de testamenten, waren anderzijds geregeld door de edicten van de prinsen, vooral door het Eeuwig Edict der aartshertogen Albert en Isabella.

In 1804 is in België het Frans Burgerlijk Wetboek ingevoerd geworden, dat in 1807 de Code Napoléon genoemd werd, waardoor alle vroegere costumen, Romeinse rechtsvoorschriften en vorstelijke ordonnanties afgeschaft werden. In de loop van de tijd werd deze code, die nog steeds in België geldt, op talrijke punten gewijzigd en aangevuld om in de behoeften van nieuwe maatschappelijke toestanden te voorzien en om met de evolutie der denkbeelden gelijke tred te houden. Vermelden wij o.m.: de wet op het arbeidscontract (10 Mrt 1900); die op de bescherming der titels aan toonder (24 Juli 1921); op de arbeidsovereenkomst der bedienden (7 Aug. 1922); op de landpacht (1 Mrt 1929); op de handelseigendom (30 Mei 1931); op de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten (20 Juli 1932); de wet op de voogdij over de natuurlijke kinderen (17 Mrt 1938); de wet op de adoptie (20 Mrt 1940). Alles samengenomen is er een dubbele strekking in het Belgisch burgerlijk recht merkbaar: een tendenz naar meer individualisme en vrijheid op het gebied van het personen- en familierecht, en daartegenover een strekking naar minder autonomie en beperkter beschikkingsrecht wat het eigendomsrecht en de contractenleer betreft, op welk gebied de handelingen der partijen in een steeds groter aantal gevallen door voorschriften van openbare orde geregeld worden.

De strijd, die aldus op het gebied van het burgerlijk recht tussen het economisch liberalisme, dat aan het B. W. ten grondslag ligt, en de sociaal-democratische denkbeelden gevoerd wordt, schijnt op een soort vergelijk te zullen uitlopen waarbij het vrijheidsprincipe wel behouden zal blijven maar de misbruiken, waartoe het aanleiding gegeven heeft, door de wet en de jurisprudentie zullen geweerd worden. In elk geval maakt het burgerlijk recht tegenwoordig in België, zoals overigens in de meeste landen, een merkwaardige evolutie door, waarvan de gevolgen, die men nog niet overzien kan, ongetwijfeld belangrijk zullen zijn.

PROF. DR A. KLUYSKENS

Lit.: F. Laurent, Principes de droit civil (33 dln, Paris 18691877) ; Arntz, Cours de droit civil français (4 dln, Bruxelles 1879) ; V. Thiry, Cours de droit civil (4 dln, Liege 1893) ;A. Kluyskens, Grondbeginselen van Burgerlijk Recht (8 dln, Gent 1927-1946); H. de Page, Traité élémentaire de Droit civil Belge (9 dln, Bruxelles 1933-1946) ; P. de Harven, Individualisme et socialisme.

Mouvements généraux du droit civil belge contemporain (Bruxelles 1928); P. de Beus, Overzicht van het Burgerlijk Recht, 3de dr. (Turnhout 1944); J. Simon en P. de Beus, Burgerlijk Wetboek (wettekst met aantekeningen) (Brussel 1939/19432).

< >