eig. Köpfel, Zuidduits kerkhervormer (Hagenau 1478 - Straatsburg Nov. 1541), kwam na medicijnen en rechten gestudeerd te hebben, tot de scholastieke theologie.
Hij werd in 1512 stiftsprediker bij de Benedictijnen te Bruchsal en kwam 1515 aan de Munster te Bazel, waar hij tevens hoogleraar werd. Hier behoorde hij, zonder daarom Luther’s werk te veroordelen, tot de kring om Erasmus. Van Bazel ging hij naar Mainz, 1520, eerst als prediker aan de Dom, daarna werd hij kanselier bij aartsbisschop-keurvorst Albrecht. Toen hij deze niet tot enige reformatorische medewerking kon brengen, trok hij zich terug naar Straatsburg aan de St Thomas in 1523, waar hij openlijk tot de Hervorming overging en zelfs de leiding kreeg, tot hij, in alle vriendschap, enigszins in de schaduw van Bucer kwam te staan.
Hij gaf exegetische colleges over het Oude Testament, stond mild tegenover verschillende sekten, zoals de afwijkende meningen van Hans Denck, werkte met Bucer aan de Confessio Tetrapolitana, de Zuidduitse geloofsbelijdenis van 1530 (Augsburg) en later aan de Wittenberger Konkordie (1536).Lit.: J. W. Baum, G. und Butzer (1860); W. L.
Leendertz, Melchior Hofmann (1883); P. Kalkhoff, W. C. im Dienste Erzbischof Albrechts von Mainz (1907); P. Mieg in Buil. de la Soc. de l’hist. du Prot. fran$. (1925); O.
E. Straszer, C.’s Beziehungen zu Bern (1928).