Zuidnederlands rederijker (ca 1530 - na 1585), sinds 1552 lid en sinds 1558 factor van de rederijkerskamer De Violieren te Antwerpen. Bij Alva’s komst gevlucht naar Aken, later weer terug in Antwerpen, maar in 1585 opnieuw uitgeweken, waarheen is niet bekend.
Van Haecht was behalve een vruchtbaar schrijver (kernspreuk: Behaecht Godts wille) ook tekenaar en misschien tevens boekhandelaar. Voor het beroemde Antwerpse landjuweel van 1561 schreef hij de inleidende spelen. Belangrijker in cultuurhistorisch opzicht zijn de 3 apostelspelen (in Hs. Kon. Bibl., Brussel No 21664) op diverse hoofdstukken van de Handelingen, waaruit zijn gematigd Luthers standpunt, gepaard aan een grote openheid zowel voor de klassieke Oudheid als voor het leven om hem heen, duidelijk aan de dag treedt. Voorts zijn van hem bewaard gebleven een vrij groot aantal kleinere gedichten, enkele dialogen, een drietal „lamentatien”, een vertaling van de vijf klaagliederen van Jeremia en bewerkingen van de CL Psalmen Davids (sinds de uitgave van 1579). Door dit laatste werk heeft hij zijn stempel gezet op het gezangboek van de Nederlandse Lutherse kerk.Lit.: G. G. N. de Vooys, Apostelspelen in de rederijkerstijd (Meded. Kon. Acad. v. Wet., afd.
Lett., dl 65, serie A, no 5, 1927); W. J. Kooiman, Luther’s Kerklied in de Nederlanden (Amsterdam 1943); G. J. Steenbergen, Refereynen en andere kleine gedichten van Willem van Haecht in De Nieuwe Taalgids 42 (1949).