(Carl) klassiek philoloog (Haarlem 5 Juni 1876), studeerde (sinds 1894} in het buitenland, vnl. in Göttingen en Berlijn. Van 1901-1904 was hij buitenlands lid van de Franse Archaeologische School te Athene.
Hij was leider der Nederlandse opgravingen in Argos, waarover hij talrijke artikelen heeft gepubliceerd. In 1908 werd hij hoogleraar te Groningen, in 1917, als opvolger van zijn vader, te Utrecht. In 19331935 leidde hij de opgravingen op het Domplein te Utrecht. Hij heeft belangrijk werk geleverd zowel op het gebied der Griekse taal- en letterkunde als dat der archaeologie en der epigrafiek. Zijn vader was Johann Christoph Vollgraff (1848-1920).Bibl. (voorn. geschriften) : Nikander und Ovid (Groningen 1909); Le péan delphique à Dionysos (Paris i924-27); Argos et Sicyone (samen met H. G. Beyen, Den Haag 1947); L’oraison funèbre de Gorgias (Leyde 1952).