Duits taalgeleerde (Kleeberg, Hessen-Nassau, 25 Dec. 1850 - Marburg 22 Sept. 1918), werd in 1894 hoogleraar in de Engelse taal te Marburg. Hij heeft veel bijgedragen tot modernisering van het taalonderwijs en zich vooral voor de phonetiek verdienstelijk gemaakt.
Hij gaf uit Zuschrift für Orthographie, Orthoepie und Sprachphysiologie (1880-1885) en de Phonetische Studien (1888; sedert 1894 als Die neueren Sprachen).Bibi.: Wie ist die Aussprache des Deutschen zu lehren? (1886, 1928); Der Sprachunterricht muss umkehren (21886, 31905); Elemente der Phonetik d. Deutschen, Englischen u. Französischen (1884,11923); Die Aussprache d. Schriftdeutschen (1885, 131941); Die Northumbrischen Runensteine (Marburg 1895); A Shakespeare Phonology (1906); A Shakespeare Reader (1906); Deutsches Aussprache-Wörterbuch (1911).
Lit.: Festschrift W. V. zum 25. Dez. 1910 dargebr. v. F. Brie u. A. (Marburg 1910, Die neueren Sprachen, Erg. 1910); F.
Dörz und R. Schröer, W. V.,in: Die neueren Sprachen, XXVI (1919); H. Stöll, W. V., in: Engl. Studien, LIII (1919).
