noemt men die besluiten — in normale omstandigheden behorend tot de taak van de gewone wetgever (in NEDERLAND Kroon en Staten-Generaal te zamen) — welke in omstandigheden van staatsnood zonder medewerking der Staten-Generaal tot stand komen. Tijdens Wereldoorlog II stelde de naar Londen uitgeweken regering tal van dergelijke wetsbesluiten vast.
Zij hebben kracht van wet en kunnen slechts —- na heroptreden van de gewone wetgever — bij wet worden gewijzigd.Wetsbesluiten tijdens Wereldoorlog II tot stand gekomen zijn o.a. gepubliceerd in: Herstelwetgeving, tekstuitg. v. d. wettelijke regelingen uitgevaardigd met het oog op de bevrijding van Ned., I (1945, Uitg. v. h. Mil. Gezag); Staatsbladen v. h. Koninkrijk der Ned., verschenen te Londen in de jaren 1940-1944 (Zwolle 1945); Nieuw recht, verz., bew. en van reg. voorzien door P. D. M. Lem (Nijmegen 1945).
De practijk van de wetsbesluiten dagtekent in BELGIË van Wereldoorlog I. Ten gevolge van de bezetting door de vijand van het grootste deel van het grondgebied was het niet mogelijk het Parlement bijeen te brengen. Onder die omstandigheden oordeelde de regering dat de Koning, die de enige vrijgebleven tak der wetgevende macht was, bevoegd was om wetten te maken, hetgeen dan ook in de vorm van wetsbesluiten tot in 1917 geschiedde. De wettelijkheid van die handelwijze werd door het Hof van Cassatie na de wapenstilstand erkend. Aldus werden die wetsbesluiten als wetten beschouwd, met het gevolg dat zij aan de controle van de rechtbanken onttrokken werden.
Tijdens Wereldoorlog II was het de Ministerraad, die op grond van hetzelfde principe de legislatieve macht uitoefende.
Sedert de wet van 16 Juli 1926 tot de wet van 1 Mei 1939 werden aan de Koning meermalen speciale machten verleend om betreffende bepaalde aangelegenheden alle nodige maatregelen te treffen en desnoods de vigerende wetten te wijzigen. Na de wet van 1 Mei 1939 werd dat stelsel vervangen door dat van de buitengewone machten. In beide gevallen werden echter de besluiten die door de Koning genomen werden insgelijks wetsbesluiten genoemd. De rechtspraak weigert echter die wetsbesluiten als werkelijke wetten te beschouwen. Volgens haar zijn het daden van de uitvoerende macht: de controle over hun wettelijkheid is echter beperkt tot hun overeenstemming met de wet die deze bevoegdheid aan de Koning heeft toegekend. Zodra zij door de Kamers bekrachtigd zijn, verkrijgen zij het karakter van een werkelijke wet.
PROF. DR A. KLUYSKENS.