Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WETENSCHAPSLEER

betekenis & definitie

ook wel genoemd wetenschap der wetenschappen (science of Sciences) of filosofie der wetenschappen, is van oudsher beschouwd als een van de belangrijkste takken der wijsbegeerte; het (neo-) positivisme is zelfs van mening dat de filosofie daarmede samenvalt. Het zich opzettelijk ten doel stellen orde en samenhang in de kennis te brengen en het critisch verantwoorden van deze orde en samenhang kan men in het algemeen wetenschap noemen.

Enerzijds verstaat men derhalve daaronder de resultaten van zulk een opzettelijke beoefening en de structuur en systematische samenhang, welke de kennis hierbij aanneemt, anderzijds de beoefening en het onderzoek, waardoor een vooral voor de moderne wetenschap kenmerkende dynamische beweging in de kennis van de werkelijkheid optreedt als gevolg van dit opzettelijk en bewust zich richten op het vermeerderen, toetsen en verdiepen daarvan.Kant beschouwt nog de wiskunde als de enige eigenlijke wetenschap, terwijl de natuurwetenschap slechts aanspraak op deze naam kan maken voor zoverre daarin de wiskunde wordt toegepast. In de moderne tijd treedt de natuurwetenschap op de voorgrond als model van een ervaringswetenschap dank zij het feit dat men er steeds meer in slaagt de wetmatigheid van het natuurgebeuren vast te stellen met behulp van exacte wiskundige methoden. Het moment van de voorspelbaarheid speelt hierbij een grote rol ook in verband met de mogelijkheid van het technisch beheersen van de werkelijkheid (savoir pour prévoir). Zuivere wetenschap blijkt in de moderne tijd zich in toenemende mate te lenen als een zich steeds meer verfijnend instrument in dienst van practische doeleinden (toegepaste wetenschappen) en van de ontwikkeling van techniek en industrie.

De vraag of geschiedkunde wel een wetenschap is werd sinds de Grieken beheerst door de opvatting, dat wetenschap alleen mogelijk is van het algemene en niet van het individuele. Vooral Windelband en Rickert hebben getracht het wetenschappelijk karakter van de historisch-concrete kennis te vindiceren. Het is in dit verband opmerkelijk, dat in Frankrijk en de Angelsaksische landen de term wetenschap (science) uitsluitend dient ter aanduiding van de mathematische en natuurwetenschappen. Daarvan onderscheiden zijn de geschiedenis, de letteren en de zgn. humanities. Eerst in de jongste tijd begint in Frankrijk de term Sciences humaines, wetenschappen van de mens, ook ingang te vinden.

De behandeling van het begrip wetenschap vormt slechts een, hoe belangrijk ook, deel van de veelomvattende taak van de wetenschapsleer.

Lit.: A. Comte, Cours de philosophie positive (1907/8); W. Dilthey. Einleitung in die Geisteswissenschaften (1883); Rickert, Die Grenzen der naturwissenschaftlichen Begriffsbildung (1929); Rothacker, Logik u. Systematik der Geisteswissenschaften (1948); R. von Mises, Positivism, A Study in Human Understanding (1951); M. Weber, Ges.

Aufs. z. Wissenschaftslehre (2 1951) j International Encyclopedia of Unified Science (Chicago 1938 e.v.); K. R. Popper, Logik der Forschung (1935); H. J. Pos, Filosofie der wetenschappen (1953).

< >