Duitse familie van beeldhouwers en bronsgieters, werkzaam te Neurenberg tussen 1453 en 1554, waarvan de voornaamste leden zijn:
Hermann de Oude
(Neurenberg begr. 3 Jan. 1488), stichter van de gieterij; van hem zijn slechts een doopvont in de stadskerk te Wittenberg ( 1475) en enkele grafplaten bekend.
Peter de Oude
(Neurenberg ca 1460 - 7 Jan. 1529), zoon van de vorige en hoofdmeester van de werkplaats; zijn oeuvre, dat door de kunsthistorici, zowel wat omvang als waardering aangaat, nog heden verschillend wordt beoordeeld — zodat terecht van een Vischer-probleem kan worden gesproken — verbindt Laatgothische motieven met Renaissancevormen. Uit zijn vroege tijd dateren vele grafplaten, die in verschillende delen van Duitsland en vooral ook in Polen (Posen) te vinden zijn. In 1494-’95 vervaardigde hij een groot grafmonument, met apostelfiguren, voor aartsbisschop Ernst von Sachsen in de dom te Maagdenburg. In 1508 begon hij met de uitvoering van zijn hoofdwerk, het beroemde „Sebaldusgrab”, waarvan een eerste getekende ontwerp uit 1488 in de Academie te Wenen bewaard wordt. Dit overrijk versierde omkleedsel voor de S. Sebaldusschrijn, een 4,35 m hoog baldakijn op acht zuilen, met twaalf apostelen, en op het voetstuk reliëfs en Vischer’s zelfportret, werd in 1519 door zijn zoons voltooid.
In opdracht van keizer Maximiliaan vervaardigde hij in 1513 voor diens praalgraf in de Hofkirche te Innsbruck twee indrukwekkende bronzen beelden van de koningen Arthur en Theodorik (z ill. Renaissance III). De laatste vijftien jaar van zijn leven schijnt hij artistiek nauwelijks meer werkzaam geweest te zijn.
Hermann de Jonge
(Neurenberg voor 1486 1 Jan. 1517), oudste zoon van de vorige, bezocht in 1515 Siena en Rome, vanwaar hij 20 architectuurtekeningen meebracht, thans in het Louvre, Parijs. Van zijn hand is, behalve een aantal grafplaten, o.a. te Krakau, het grafmonument van Hermann VIII zu Henneberg en zijn vrouw Elisabeth v. Brandenburg in de Stadtkirche te Römhild bij Hildburghausen, Thüringen.
Peter de Jonge
(Neurenberg 1487 - 1528), tweede zoon van Peter de Oude, was waarschijnlijk tussen 1512 en ’14 in Italië. Op 3 Oct. 1514 hervatte hij met zijn broer Hermann de werkzaamheden aan het Sebaldusgraf, welks voltooiing tussen 1517 en ’19 nagenoeg geheel in zijn handen lag.
Hij vervaardigde verder veel medailles, plaquetten en kleine profane bronzen figuren, die tot de beste behoren, welke de Duitse Renaissance heeft voortgebracht. Talrijke tekeningen zijn van hem bewaard. Zijn hoofdwerk, en tevens meesterstuk, is het grafmonument van keurvorst Frederik de Wijze in de Schlosskirche te Wittenberg (1527).
Hans
(Johannes) (Neurenbergca 1489 - 8 Sept. 1550), derde zoon van Peter de Oude, was van 7 Jan. 1529 af leider van de gieterij. Hij was een zeer veelzijdig kunstenaar; zijn werk munt uit door een degelijke technische uitvoering. Te vermelden is vooral het dubbelgraf van de keurvorsten Joachim en Johann Cicero in de dom van Berlijn (1530).
H. M. CRAMER
Lit.: S. Meller, Peter V. d. Ältere und seine Werkstatt (Leipzig 1925); H. Röttinger, Dürers Doppelgänger, Stud. z. dtsch. Kst.Gesch., H. 235 (Strasbourg 1926); H. Küas, Das Sebaldusgrab zu Nürnberg (z.j., Insel-Bücherei, no 330); E. F.
Bange, Die deutschen Bronzestatuetten d. 16. Jahrh. (Berlin 1949).