Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Innsbruck

betekenis & definitie

gelegen op 47° 15' N.Br. en 11° 23' O.L. v. Gr., is de hoofdstad van het Oostenrijkse bondsland Tirol met (1950) 96800 inw. (1939: 78400; 1946:97900) en ligt op 574 m hoogte aan de Inn, bij de mond van de Sill, in een breed dal, dat ten N. door steile kalksteenwanden (Karwendel, Martinswand, Solstein 2641 m), ten Z. door bosrijke bergen, uitlopers der Stubaier en Zillertaler Alpen (Patscherkofel 2248 m) begrensd wordt.

Als knooppunt van spoorwegen naar München, Wenen, Brenner en Arlberg is de stad gunstig gelegen. Electrische tram-, spoor- en autowegen ontsluiten het Alpengebied in de omgeving.De eigenlijke stad ligt op de rechteroever van de Inn en heeft haar oorspronkelijke karakter bewaard in nauwe straten met brede arcaden en vele oude huizen. Het stadsbeeld wordt beheerst door de brede Maria Theresien-Strasse met haar fraaie uitzicht op de Karwendel en haar aanzienlijke gebouwen, grotendeels uit de 17de en 18de eeuw. De „Hofkirche”, een driehoekige hallenkerk (Italiaanse Renaissance, I553-’Ö3) heeft o.a. een praalgraf van keizer Maximiliaan I met 28 bronzen beelden en marmeren reliëfs. Uit de tijd van de Barok stamt de Universiteits- of Jezuïetenkerk (1627-’40) met 60 m hoge koepel en de „Stadtpfarrkirche h. Jakob” (1717-22 door Joh. Georg Fischer, plafondschilderingen van Kosmas Damian Asem).

In Wilten (Innsbruck-Zuid) bevindt zich het in 1138 gestichte stift der Praemonstratensers. De stiftskerk Wilten werd van 1651-’65 in Barok herbouwd. Verder zijn van betekenis: het „Alte Regierungsgebäude” (i6go-’92 door Joh. Mart. Gumpp), het beroemde, in 1500 voltooide, rijk versierde „Goldene Dachl” met karakteristieke erker (waarschijnlijk door Jörg Kölderer), de in de 18de eeuw door Martin Gumpp d. J. en Konstantin Johann Walter verbouwde Hofburg en het monumentaalste barokke paleis van de stad, het Landhaus (1725~’28 door Georg Anton Gumpp, in Wereldoorlog II beschadigd).

Een bijzonder fraai gebouw onder de vele oude burgerhuizen is het Laatgothische Helblinghaus, thans wijnhuis, dat ca 1740 een barokke stucfagade kreeg. De staatsuniversiteit van Innsbruck, gesticht in 1677, heeft een grote bibliotheek en telt (1949) ca 340 do-

centen en 3600 studenten. Het museum Ferdinandeum bevat een waardevolle schilderijencollectie. Op de linkeroever van de Inn, ten N. van die rivier, liggen de voorsteden Mariahilf, St Nikolaus en Hötting, waarmee de stad door vier bruggen is verbonden. De voorsteden Amras, Mühlau en Hötting werden in 1938 met Innsbruck verenigd.

Er zijn machine-, klokken-, textiel- en glasindustrieën. Het zeer uitgebreide vreemdelingenverkeer deed een belangrijke levensmiddelen- en gebruiksartikelenhandel en -industrie ontstaan.

GESCHIEDENIS

Innsbruck heette Ad Oenitm, Oeni pons of Oenipontum (brug over de Inn) en was reeds in 1187 onder haar tegenwoordige naam bekend. In 1234 werd de plaats door Otto I, hertog van Meran, tot stad verheven. Zij genoot haar schitterendste tijdperk onder de regering van de pracht- en kunstlievende aartshertog Ferdinand II. Omstreeks 1420 volgde zij Meran als hoofdstad van Tirol op. Gedurende de opstand der Tirolers tegen de Beieren en Fransen onder leiding van Andreas Hofer, die hier in 1809 zijn hoofdkwartier had, werd de stad meermalen door beide partijen gewonnen en verloren.

In Wereldoorlog II werden als een gevolg van een overeenkomst tussen Duitsland en Italië vele Zuid-Tirolers naar Innsbruck overgebracht ('939-43)- Van 15 Dec. 1943 tot 20 Apr. 1945 werden ca 54 pet van alle gebouwen en woningen licht tot zeer zwaar beschadigd. Hiervan is (1950) ca 90 pet weer hersteld.

Lit.: H. Bobek, I., Eine Gebirgsstadt, ihr Lebensraum u. ihre Erscheinung (Stuttgart 1928); G. Fischnaler, Innsbrucker Chronik (4 dln, 1929/1930); H. Hörtnagel, Ynnsprugg (Innsbruck 1932); G. Dehio, Handbuch der deutschen Kunstdenkmaler, 2. Abt. österreich, dl I (1933), S. 399-420; V.

Oberharamer, Die Bronzestandbilder des MaximUiangratjmales in der Hofkirche zu I. (1935, verkorte edities 1938 en 1939); K. Klaar, Alt-I. und seine Umgebung, 2 dln (i939~’4o); Oswald Graf Trap, Die Kunstdenkmaler Tirols in Not u. Gefahr (Innsbruck — Wien 1947).

< >