(verschrijving voor Jumneta, gelatiniseerde vorm van Jumne), handelsstad in het land der Wenden in Pommeren, ca 1075 door de kroniekschrijver Adam van Bremen vermeld en gelegen op de noordelijkste uitloper van het eiland Usedom aan de monding van de Peene. Men acht de stad identiek met het sterke, uit de Oudnoorse literatuur bekende Jómsburg, waar de Jómsvikingen zich gevestigd hadden.
Deze stad was door de Denen gesticht in de 10de eeuw en wordt door de Arabische reiziger Ibraham ibn Jakob in 973 vermeld. In 1043/’44 door de Deense koning Magnus de Grote verwoest, beleefde het daarna een tijd van grote bloei onder de Wenden (het bezat zelfs een grote vuurtoren). Tijdens een Deense veldtocht in Pommeren (1098 of uiterlijk 1118) werd het veroverd en verwoest. Later zouden de ruïnes bij een stormvloed zijn verzwolgen. De juiste plaats is nog niet gevonden. Sinds eeuwen is de stad het onderwerp van sagen en legenden.Lit.: R. Hennig, Von rätselhaften Ländern (München 1925» Ned. vert. d. R. Blijstra 1932); C. Schuchhardt, Zur V. frage, in: Prähist. Zeitschr. (1932); A.
Hofmeister, Der Kampf um die Ostsee (Greifswald 1930); Idem, Die V.frage, in: Monatsbl. d. Ges. f. pommer. Gesch. XLVI (1932); S. Larsen, Jomborg (Kobenhavn 1932); F. Merkenschlager en K.
Salier, V. (1935); R. Hennig, Wo lag V.? (Leipzig 1935); Idem, Terrae incognitae, II, 2de dr. (Leiden 1950) ; Idem, Wo lag das Paradies? (Leipzig 1950).
