Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VINKACHTIGEN

betekenis & definitie

Onder deze naam bespreken wij enige families der Zangvogels, die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. De eigenlijke vinken (Fringillidae) hebben een kegelvormige snavel, geschikt voor het pellen van zaden.

Zij zijn vnl. verspreid op het Noordelijk Halfrond. In Nederland komen voor: Fringilla coelebs, vink, een algemene broedvogel. Zeer talrijk zijn de uit Noord- en Oost-Europa doortrekkende vinken in het najaar, veelal in gezelschap van de keep, F. montifringilla, die in Nederland niet broedt. De putter of distelvink, Carduelis carduelis, is een vrij zeldzame broedvogel; trekvogels zijn, vooral in het O., vrij algemeen. Het sijsje, C. spinus, is zeer zeldzaam als broedvogel, maar algemeen in de trektijd. Het fratertje, C. flaviroslris, en het barmsijsje, C. linaria, zijn in Nederland doortrekkers.

Daarentegen is de kneu, C. cannabina, een plaatselijk algemene broedvogel. Van de kruisbekken (Loxia) is de kruisbek, L. curvirostra, enige malen broedend in Nederland waargenomen. De grote kruisbek, L. pytiopsittacus, bezoekt Nederland nu en dan. De haakbek, Pinicola enucleator, is een broedvogel uit Noord-Europa en Siberië, die slechts ééns in Nederland is waargenomen. De goudvink, Pyrrhula pyrrhula, is thans een zeldzame broedvogel. De groenvink, Chloris chloris, is een algemene broedvogel in parken en tuinen, ook in steden.

De appelvink, Coccothraustes coccothraustes, is een zeldzame broedvogel. Van de vele gorzen (Emberiza) is de geelgors, E. citrinella, de algemeenste broedvogel. De grauwe gors, E. calandra, broedt algemeen in sommige delen van Friesland en Groningen, minder algemeen in het O. en ontbreekt in het W. Ook de ortolaan, E. hortulanus, is als broedvogel alleen uit het O. van Nederland bekend. De rietgors, E. schnmidus, is een algemene broedvogel in moerassige streken. De sneeuwgors, Plectrophenax nivalis, trekt in Nederland door, vnl. langs de kusten.

Tot deze familie behoren ook de kardinalen, Cardinalis, met veel rood in het gevederte en een kuif op de kop. Deze bekende volièrevogels horen in N.- en Midden-Amerika thuis. Een merkwaardige groep Fringillidae vinden wij op de Galapagoseilanden, waar zij door Gh. Darwin ontdekt werden. Deze „Darwin Finches” (Darwinvinken, Geospizae) hebben zich op deze afgelegen eilanden aan verschillende levenswijzen aangepast, wat met grote verscheidenheid in de bouw, vooral van de snavel, gepaard is gegaan. Iets dergelijks zien wij bij de op Hawaii voorkomende vinkachtige Drepanidae.De Ploceidae, wevervogels, zijn nauw verwant met de Fringillidae, waarvan zij zich onderscheiden doordat in de meeste gevallen de eerste grote slagpen bij hen goed ontwikkeld is, en verder door hun kunstige nestbouw. Op dit laatste maken de mussen (Passer) een uitzondering, waarvan in Nederland behalve de huismus (P. domesticus) ook de ringmus (P. montanus) voorkomt. Het wonderlijkste nest maakt de Afrikaanse Philetaenis socius. In bomen maken deze vogels een parasolachtig scherm van gras, aan de onderzijde waarvan 100 of meer nesten worden gebouwd. Vele soorten zijn als kooivogels bekend, zoals de rijstvogel (Padda oryzivora), de schitterend gekleurde prachtvinken en de langstaartige paradijswevervogels (Vidua en Cherd). Wevervogels komen vooral in Afrika, het oriëntale gebied en Australië voor.

De Tanagridae zijn slechts van de Fringillidae te onderscheiden doordat de neusgaten niet met veren bedekt zijn. Deze familie van meestal fel gekleurde vogels komt in Zuid-Amerika, de Antillen en met enkele soorten ook in Noord-Amerika voor.

Sommige Amerikaanse auteurs plaatsen de Parulidae (Mniotiltidae), „American Warblers”, in de buurt van de Tanagridae en de Fringillidae. Het zijn kleine vogels, die enigszins aan mezen doen denken en die in Noord-Amerika door vele soorten vertegenwoordigd zijn.

PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.

< >