Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VIGLIUS AB AYTTA ZUICHEMUS

betekenis & definitie

ook Viglius Zuichemus ab Aytta of Viglius (van Aytta) van Zwichem (of Zuichem), ridder (sinds 1549), eigenlijk Wig(ge)le Aytta, Nederlands rechtsgeleerde en staatsman (Wirdum, Friesland, 19 Oct. 1507 - Brussel 8 Mei 1577 O.S.), uit een geslacht van eigenerfde Friese boeren, die o.a. landbezit hadden onder Swichum bij Wirdum, studeerde te Leuven letteren en rechten, promoveerde tot doctor utriusque juris te Valence (1529), doceerde de Instituten te Padua 1532-1533, was lid van het Reichskammergericht te Spiers 1535-1537 en professor in de rechten te Ingolstadt 1537-1541. Daarna betrad hij het terrein van de staatkunde: Karel V benoemde hem tot lid (1541) en voorzitter (1549) van de Geheime Raad te Brussel; tevens werd hij in 1543 lid van de Grote Raad en in 1553 voorzitter van de Raad van State.

Zijn functies behield hij onder Philips II (z Gonsulta), doch in 1569 werd hij als voorzitter van de Geheime Raad vervangen. Hij was een scherpzinnig Romanist met een onafhankelijk oordeel, die als humanist zeer critisch stond tegenover de Bartolisten, wees als eerste op het belang van de Basilica voor de bestudering van het Romeinse recht, gaf een Griekse parafrase van de Instituten uit en schreef verder een commentaar op een gedeelte van de Instituten over de testamenten. In Politicis bestreed hij als trouw dienaar van de vorst en overtuigd aanhanger van het Katholicisme de Hervorming in de Nederlanden, zonder echter de inquisitoriale politiek van de hertog van Alva goed te keuren of te bevorderen. Om deze reden heeft hij dikwijls op beide partijen een aarzelende indruk gemaakt en haalde hij zich beider ongenoegen op de hals. Bekend is, dat hij door een beroerte werd getroffen, nadat prins Willem van Oranje op 31 Dec. 1564 tijdens een redevoering in de Raad van State had aangedrongen op meer vrijheid voor de Calvinisten. Viglius stond in briefwisseling o.a. met Erasmus en Joachim Hopper.MR H. F. WIJNMAN

Bibl.: Institutiones juris civilis in graecam linguam per Theophilum traductae (Basileae 1533); Commentaria in decem titulos Institutionum juris civilis (Basileae 1534, Lugduni 1591, Leovardiae 1649); Epistolae politicae et historicae ad Joach. Hopperum (Leovardiae 1661); Mémoires de V. et d’Hopper sur le commencement des troubles des Pays-Bas. Avec not. et ann. p. A. Wauters (Bruxelles 1858, Coll. de mém. rel. k l'hist. de Belgique, 2); C. P.

Hoynck v. Papendrecht, Analecta belgica, P, I2, II1: Vita Viglii ab ipso scripto etc. (Hagae Com. 1743).

Lit.: A. v. Druffel, Des V. v. Z. Tagebuch des Schmalkaldischen Donaukriegs (München 1877); P. v. Heynsbergen, V. v. A., in: Rechtsgeleerd Magazijn XLIII (1924); R.

Dekkers, Het humanisme en de rechtswetenschap in de Ned. (Antwerpen 1938); B. H. D. Hermesdorf, Wigle van Aytta van Zwichem, hoogleraar en rechtsgeleerd schrijver (Leiden 1949).

< >