(Philippe Marie) Belgisch Katholiek staatsman (Antwerpen 18 Jan. 1838 Sint Gillis, Brussel, 20 Dec. 1891), trad op 25-jarige leeftijd in de Kamer der Volksvertegenwoordigers. Op 3 Aug. 1870 werd hij minister van Financiën, terwijl de oorlog aan de grens woedde en grote bedragen dienden te worden uitgetrokken voor de versterking van het leger.
Ten gevolge van de niet gelukkige benoeming van oud-minister De Decker tot gouverneur van Limburg (24 Nov. 1871) ontstonden relletjes die door de oppositie waren uitgelokt en de koning eiste het ontslag van het kabinet, dat op i Dec. 1871 aftrad. Bij de Katholieke zegepraal in 1884 werd hij op 16 Juni 1884 minister van Openbaar Onderwijs en vatte de herziening aan van de wet op het lager onderwijs, die oorzaak was geweest van de schooloorlog. De oppositie ontketende andermaal straatrumoer en de koning eiste een tweede keer zijn ontslag op 26 Oct. 1884. Nadien kwam hij veel minder tussenbeide in de parlementaire debatten waar hij zich steeds had laten gelden als schitterend redenaar. Op 23 Mei 1888 werd hij benoemd tot minister van Staat. In Mrt 1890 vertegenwoordigde hij België op de Internationale Conferentie voor de regeling van de Arbeid in de nijverheid te Berlijn. In 1891 presideerde hij nog het vierde Congres van Mechelen.Bibl.: La liberté des fondations (Bruxelles 1857); Les servitudes légales (Bruxelles 1862); Revision du code pénal dans ses rapports avec la liberté de la chaire (Bruxelles 1863); L’Escaut, son passé, son présent, son avenir (Bruxelles 1865); Les droits naturels de l’homme (Bruxelles 1880); Droit maritime Beige (Bruxelles, 2 dln, 1889).
Lit.: A. Bellemans, V. J. (Brussel 1913).