geschiedt in de electronica met wisselspanningen, en wel door middel van radiobuizen. Men voert dan de te versterken spanning toe aan een rooster van de buis, waardoor de anodestroom in sterkte varieert in dezelfde frequentie als de roosterwisselspanning.
In de anodeketen wordt nu een weerstand, smoorspoel of wel een trillingskring opgenomen, waarop door de variërende anodestroom een wisselspanning ontstaat, die groter kan zijn dan de roosterwisselspanning. Is de roosterwisselspanning eg, de inwendige weerstand van de buis R1;, de steilheid s en de in de anodeketen opgenomen weerstand Ra, dan is de anodewisselspanning ea= eg (s RiRa)/(Ri + Ra) zodat de versterking bedraagt: V = (s RiRa)/(Ri + Ra). Als versterkers (z radio-ontvangtoestellen) worden zowel triodes als schermroosterbuizen gebruikt, terwijl voor h.f. en m.f. versterking vrijwel alleen penthodes (z radiobuizen) in aanmerking komen. Versterking wordt in de electronica veelvuldig toegepast, bijv. in zenders, ontvangtoestellen, versterkers voor geluidsweergave en in de meettechniek.Lit.: Rens en Rens, Handboek d. Radiotechniek, deel 2; Philips’ boekenreeks over electronenbuizen, dl 4.
Versterkingsfactor
Wanneer bij een radiobuis de anodespanning een verandering ondergaat, zal ook de anodestroom zich wijzigen. Men kan echter deze stroom constant houden door tegelijk de roosterspanning te variëren. De verhouding van de wijzigingen van anodespanning en roosterspanning, waarbij de anodestroom constant blijft, noemt men de versterkingsfactor. De versterking, die met een radiobuis kan worden verkregen, is steeds kleiner dan de versterkingsfactor.