Het verstoren van de openbare orde, van de gemene vrede, door het toebrengen van leed of schade aan personen, gaf de benadeelde en diens familie het recht door vete of bloedwraak zichzelf aan de persoon of aan het eigendom van de dader en van diens familie genoegdoening te verschaffen. Wie de wederrechtelijke daad stelde, verloor ipso facto elk recht op juridische bescherming.
De Germaanse en middeleeuwse gemeenschap heeft nooit onbegrensde vete aanvaard, wat trouwens de negatie van alle rechtsorde zou betekend hebben. Wraak was slechts toegelaten in gevallen van gewichtige aard: doodslag, verkrachting, schaking e.d. In alle andere gevallen diende langs gerechtelijke weg te worden opgetreden. Naarmate de centralisatie onder de Bourgondiërs steviger werd gevestigd, was het normaal dat het zoeken naar genoegdoening aan betekenis moest inboeten om ten slotte geheel te verdwijnen, ook al bleven de meeste onzer gemeentekeuren de bloedwraak wettelijk erkennen.DR MR L. TH. MAES
Lit.: K. Beyerle, Das Entwicklungsproblem im germanischen Rechtsgang. I, Sühne, Rache und Preisgabe in ihrer Beziehung zum Strafprozess der Volksrechte (Heidelberg 1915); E. Defacqz, De la paix du sang ou paix à partie dans les anciennes coutumes belgiques (Bull, de l’Acad. royale des Sc., des Lettres et des Beaux Arts de Belgique, 35ste jaar, 2de reeks, dl XXII, Bruxelles 1866); R. Fruin, Over zoen en vrede in Holland, Zeeland en Utrecht (Bijdr. voor Vaderl. Gesch., dl VI, 1886).