en lakken zijn oplossingen van harsen of kunstharsen, van derivaten van cellulose of gechloreerde rubber in zgn. „solventen”, dat zijn de oplosmiddelen speciaal geschikt voor bovengenoemde stoffen. De harshoudende olievernissen worden bereid door de hars te smelten en daarna langdurig te roeren met hete, sneldrogende olie (lijnzaad-, tung-, soya-, castor- en hennepolie), tot er een homogeen mengsel is ontstaan.
Vaak voegt men zgn. „siccatieven” toe, d.z. stoffen, die reeds in zeer kleine concentratie de chemische reacties bij het drogen versnellen. Bij het oplossen maakt men vaak ook nog gebruik van „diluenten” of verdunners, die de harsen nog vlotter doen oplossen. Aan de vernissen en lakken worden hoge eisen gesteld wat betreft consistentie, viscositeit en plasticiteit; ze moeten zeer goed uitvloeien (geen kwaststrepen nalaten), snel drogen en verharden op de onderlaag en als ze gedroogd zijn een goede elasticiteit bezitten en stevig hechten op de onderlaag; ze moeten bestand zijn tegen weersomstandigheden en lichtecht zijn. Voegt men kleurstoffen er aan toe, dan spreekt men meestal meer speciaal van lakken, hoewel de namen veel door elkaar gebruikt worden. Onder de lakken zijn de „nitrocelluloselakken” van grote betekenis en wel vooral de zgn. „zaponlakken”, die men verkrijgt door celluloid of collodiumwol op te lossen in amylaether, aceton en dgl.Veel ervan verwerkt men tot films en voor het lakken van blanke metalen voorwerpen. In gekleurde vorm dienen ze vooral als autospuitlak.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Mantell, Kopf, Curtis and Rogers, Technology of Natural Resins (London 1942), p. 265-333; Ghatfield, Varnish Constituents (London 1944).