is de overgang van de vaste in de vloeibare toestand; het omgekeerde proces is stollen. Bij gegeven druk, meestal 1 At, heeft de temperatuur van het smelten, het smeltpunt, voor een zuivere stof een scherp bepaalde waarde.
Voor organische stoffen vooral is het smeltpunt en de scherpte daarvan dan ook een belangrijk criterium voor de zuiverheid en een identificatiepunt. Om zekerheid te krijgen, dat de gelijkheid in smeltpunt van de onbekende stof en het vergelijkingspraeparaat niet toevallig is, wordt dan nog het smeltpunt van een mengsel van beide bepaald, het mengsmeltpunt. Zijn de stoffen identiek, dan blijft dit ongewijzigd; zijn ze verschillend, dan ligt het mengsmeltpunt vrijwel in alle gevallen veel lager.Het smelten is een gevolg van het feit, dat de amplitudes van de trillingen van de atomen of moleculen met toenemende temperatuur toenemen totdat de samenhang verbroken wordt. Soms treedt er kort beneden het smeltpunt reeds een bewegingsmogelijkheid op rond één of twee assen, zoals bij de paraffinen, terwijl toch het rooster nog intact blijft. Terwijl het practisch niet mogelijk is een vaste stof boven zijn smeltpunt te verhitten (oversmelten), is het meestal gemakkelijk een gesmolten stof te onderkoelen. Het stolpunt heeft dan ook geringere betekenis als physisch-chemisch kenmerk dan het smeltpunt.
Hoewel in het algemeen een hoog smeltpunt wel gepaard gaat met een hoog kookpunt, is er geen algemeen verband tussen beide grootheden.