wordt gewonnen uit de vruchten van de hennep, in de handel „hennepzaad” genoemd; deze bevatten 30-50 pct vette olie, die men er door eerst verwarmen en daarna koud persen, door warm persen of door extractie uit winnen kan. In het eerste geval is de olie geelgroen, dun vloeibaar en kan zowel als spijsolie (Rusland!) als voor bereiding van zachte, groene zeep, als brandstof en als surrogaat voor lijnolie gebruikt worden.
Door warm persen verkrijgt men een donkergroene olie, die minder aan bederf onderhevig is. Samenstelling: ca 14 pct olie-, 65 pct linol-, 16 pct linoleen- en isolinoleenzuur en 4,5 pct stearinezuur. Verzepingsgetal 190-194, joodgetal 140-172. Voor de verzeping gebruikt men zwakke natron- of kaliloog. Door het lagere linoleenzuurgehalte is hennepolie te onderscheiden van lijnolie.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Hegi, Illustr. Flora v. Mittel-Europa III (1911-14), p. 133-136; Friedrich Tobler, Deutsche Faserpflanzen u. Pflanzenfasern (München-Berlin 1938), p. 36-77; H. E. Hayward, The Structure of Economie Plants, p. 214-245 (New York 1948).