of de wet der XII Tafelen (lex duodecim tabularum) is de oudste optekening van het Romeinse recht, die naar de traditionele voorstelling tot stand gebracht is door een college van tien mannen (decemviri legibus scribundis) in de jaren 451-450 vóór Chr. als gevolg van het aandringen der Plebejers (z plebs).
Deze traditionele voorstelling, ofschoon met ten dele sterke argumenten aangevallen door de moderne historische critiek van E. Pais en Edouard Lambert, heeft zich in hoofdzaak weten te handhaven. De overlevering van de tekst van de wet is uiterst gebrekkig. Wij weten door citaten van in veel later tijd levende schrijvers iets van ongeveer 125 bepalingen, waarvan ongeveer een derde, dus een 40-tal, in de schijnbaar letterlijke vorm van een wetstekst; maar van deze 40 zijn er vele zo fragmentarisch bekend dat de bedoeling duister blijft. Van vermoedelijk ca ⅔ van het geheel weten wij niets, van de indeling en volgorde der bepalingen zeer weinig met zekerheid. De traditionele tekst der moderne uitgaven, naar welke men thans citeert, gaat terug op de reconstructiehypothesen van Dirksen (1824).
De ons bekende inhoud is typerend voor een primitieve agrarische maatschappij; het is het recht van eigengereide boeren. Kenmerkend is de verregaande erkenning van de juridische handelingsvrijheid van de persoon, zowel wat betreft rechtshandelingen onder levenden als bij dode (private autonomie en testeervrijheid), de vrijheid van vereniging en het recht van provocatio ; niet minder belangrijk het negatieve: het ontbreken van privaatrechtelijk geprivilegieerde bevolkingsklassen, geen achterstelling van vrouwen of jongere zoons in het erfrecht, het ontbreken van tortuur (van cives), van godsoordelen en dergelijke magische of sacrale trekken in het privaatrecht. Het geheel toont een vrijwel geheel gesaeculariseerd recht. Het is van de grootste betekenis geweest voor de gehele Romeinse rechtsontwikkeling dat het oude ongeschreven gewoonterecht van Rome reeds zo vroeg schriftelijk werd vastgelegd en openbaar gemaakt. De wet der XII Tafelen bleef dan ook bij de Romeinen eeuwenlang in hoog aanzien, nog in de keizertijd vervaardigde men er commentaren op, al waren vele bepalingen in onbruik geraakt en nog keizer Justinianus (6de eeuw n. Chr.) spreekt er niet dan met de grootste eerbied over. Voor de ontwikkeling van het Romeinse recht zijn de XII Tafelen van fundamentele betekenis geweest: de interpretatio (uitlegging) van de tekst vormde niet alleen het ius civile, maar drukte daarmede ook een beslissend stempel op de gehele Romeinse methode van rechtstoepassing en rechtswetenschap, die ten gevolge van de Receptie tot de huidige dag ook de onze is.
PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: Tekst ed. in: Bruns-Mommsen, Fontes iuris romani (1909), in: S. Riccobono, Fontes iuris romani antejustiniani. Leges (Florentiae 1941); in: P. F. Girard, Textes de droit romain (6de ed. 1937); J. E. Hoekstra, De Decemviri en hun wetgeving, diss. Leiden (1908); A. Berger, Tabulae Duodecim in Pauly Wissowa, Real-Enzykl.; H. F. Jolowicz, Histor. Introd. to the Study of Roman Law, 2 ed. (1952).