of Tienmannen in het oude Rome regeringscolleges van 1 o personen, wier aard door een toevoegsel nader werd aangeduid. Het meest bekend geworden zijn de decemviri legibus scribundis (tot het opschrijven van wetten), in 451 v.
Chr. benoemd met consulaire bevoegdheid en volstrekte macht. In 450 werden er opnieuw tien gekozen, doch in 449 volgens een weinig zekere overlevering wegens willekeur afgezet. Zij brachten in 2 jaren de zgn. wetten van de XII Tafelen tot stand. De decemviri sacris faciundis waren een college van priesters, die met het bewaren en verklaren der Sibyllijnse boeken waren belast.
Zij speelden een gewichtige rol, omdat de Sibyllijnse boeken (die geschreven heetten te zijn door een oude waarzegster, de Sibylle) in ernstige omstandigheden werden geraadpleegd en van de verklaring veel afhing. Oorspronkelijk bestond het college uit 2 (duoviri); in 367 v. Chr. werd het op 10 gebracht; Sulla breidde in 80 v. Chr. het getal uit tot 15 (quindecemviri sacris faciundis). De decemviri stlitibus (= litibus) judicandis (het oordelen in processen) waren een rechterlijk college van 10, wellicht reeds zeer vroeg ingesteld; zij velden oordeel in processen omtrent slavernij en burgerrecht.Lit.: Pauly-Wissowa, Real-Enz. der klass. Altertumsw. IV, 2256 e.v.; E. Taubier, Untersuchungen zur Gesch. d.
Decemvirats (1921).