(Deventer 20 Juli 1829 - Antwerpen 18 Juli 1894), zoon van Joast Hiddes, studeerde eerst aan het Athenaeum te Deventer en vervolgens aan de Leidse hogeschool, waar hij 15 Dec. 1855 in de klassieke letteren promoveerde. Van 1854-1856 gaf hij les in de oude talen aan het instituut Noorthey te Voorschoten.
Hij deed daarop een wetenschappelijke reis van ca 3 jaar naar Frankrijk, Spanje en Italië, waar hij in verschillende bibliotheken Griekse en Latijnse handschriften collationneerde. In Aug. 1860 werd hij, na vier maanden tijdelijk het rectoraat waargenomen te hebben, praeceptor aan en in 1864 rector van het gymnasium te Haarlem, en in Sept. 1876 hoogleraar in de Griekse taal, letterkunde, oudheden en kunst aan de Rijksuniversiteit te Groningen.Bibl.: uitgave van Lectiones Lysiacae (Utrecht 1868); Onparlementaire beschouwingen over de hervorming onzer gymnasiën (1876); Hooger onderwijs in Grieksche taal, letterkunde en oudheden (inaugurele rede aan de akademie, 1877); Emil Bahrens (Biograph. Jahrb. f. Altertumsk., 1890); Adversaria critica (e schedis defuncti elegit, disposuit, edidit H. van Herwerden, Leiden 1896); Specimen litterarium continens priorem partem prosopographiae Aristophaneae (1855).
