heet eigenlijk Ottilie Godeffroy, Duits toneelspeelster (Wenen 18 Aug. 1880), dochter van een Franse vader (hoogleraar in de chemie) en een Servische moeder, bezocht de toneelschool in haar geboortestad, debuteerde in 1901 te Olmütz, kwam via Breslau bij de Reinhardt-Bühnen te Berlijn, waar zij haar naam vestigde als Salome in het drama van Wilde; zij ging over naar het Lessing-Theater onder Brahm, speelde bij diverse gezelschappen en keerde na Wereldoorlog I in het Lessing-Theater onder Barnowsky terug. Enkele van haar rollen zijn: Franziska (Wedekind), Freule Julia (Strindberg), Hedda Gabler (Ibsen), Judith, Cleopatra (Antonius en Cleopatra), samenspel met Alex.
Moissi in Der Arzt am Scheideweg. Zij muntte vooral uit in ernstig werk, waarin zij krachtig spel gaf, intellectueel opgebouwd maar sterk doorvoeld, het geval tot universeel karakter gemaakt: „mijn kunst is verzet tegen realisme en naturalisme; wanneer ik een vrouw speel, die verdriet heeft, speel ik niet mevrouw Die-en-Die, maar vrouwensmart”. Veel is zij op tournee geweest, ook in Amerika. Sinds 1928 heeft zij vrijwel niet gespeeld. Zij publiceerde toen een geruchtmakend boek: Eine Tür fällt ins Schloss, roman van een toneelspeelster. In 1925 is zij in Nederland met veel succes opgetreden: Fedora, Prinses Eboli in Don Carlos, vooral Berta in Der Schatten van Dario Nicodemi (de verlamde vrouw, prachtig spel van de handen, vreugde om het herstel). In 1946 publiceerde zij nog een toneelstuk Zagreb 1945.