Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tiberius claudius nero

betekenis & definitie

(sinds zijn adoptie door Augustus T. Julius Caesar of T.

Caesar Augustus), Romeins keizer (16 Oct. 42 v. Chr. - Kaap Misenum 10 Mrt 37 n. Chr.; regeerde 14-37 n. Chr.), zoon van T. Claudius Nero en Livia Drusilla. Door het tweede huwelijk van zijn moeder met Octavianus (de latere Augustus) werd hij diens stiefzoon, bekleedde daardoor verschillende ambten en streed in Gallië, aan de Donau tegen Pannoniërs en Dalmatiërs, en na de dood van zijn broer Drusus ook in Germanië. Hij vervreemdde echter van Augustus omdat deze hem gedwongen had om van zijn vrouw te scheiden ter wille van een huwelijk met zijn losbandige dochter Julia, en zijn kleinzoons Gaius en Lucius boven hem begunstigde; hij trok zich daarom op Rhodos terug. Na de dood van Gaius en Lucius verzoende hij zich met Augustus en werd door hem geadopteerd en tot zijn opvolger bestemd: hij werd gedwongen, zelf Germanicus te adopteren, wiens kinderen (zijn vrouw Agrippina was een dochter van Julia) van Augustus afstamden. Daarna onderwierp hij verschillende volksstammen in Germanië tot de Elbe, waar hij wegen aanlegde en forten bouwde, en dempte een opstand in Pannonië. Na de dood van Augustus (14 n. Chr.) werd hij diens opvolger.Het is moeilijk Tiberius als keizer redelijk te beoordelen: de antieke overlevering is hem grotendeels slecht gezind en ontziet zich niet, hem in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen. Hij was zeer bekwaam en ongetwijfeld een man van goeden wille. Zijn bestuur van het wereldrijk was voortreffelijk: in dit opzicht staat hij op één lijn met de allerbeste Romeinse keizers; zijn soberheid en stipte zorg voor gezonde financiën benevens de ijzeren strengheid, waarmee hij de provincies tegen afpersingen in bescherming nam, mogen in het bijzonder worden genoemd.

Anderzijds was hij weinig geschikt om de verhoudingen in Rome zelf, met name zijn betrekkingen tot de senaat, in goede banen te leiden. Hij was stug, dwars, tactloos en — wellicht doordat hij zich deze eigenschappen bewust was — verlegen tot mensenschuw toe; bovendien had de vernederende behandeling, die hij vele jaren lang van Augustus had ondervonden (hij was 56 jaar, toen hij eindelijk keizer werd), hem tot een verbitterde mokker gemaakt. De senaat, toch al moeilijk tot een redelijke samenwerking te brengen en tot slaafsheid geneigd, vond aan deze geremde man geen houvast, beschouwde (ten onrechte) zijn geslotenheid als schijnheiligheid en meende derhalve, dat hij wenste wat hij zeide nu juist niet te wensen. Tiberius was afkerig van geforceerde processen wegens majesteitsschennis. Maar juist daarom meende de senaat, dat hij zulke processen wel wenste, en trachtte hem telkens weer in deze verderfelijke richting te drijven.

Tiberius was strikt constitutioneel en wilde de senaat zijn eigen bevoegdheden laten. Maar de serviele senaat durfde zijn eigen bevoegdheden niet uit te oefenen en meende Tiberius een plezier te doen door hem de afdoening van zaken over te laten, die tot de competentie van de senaat behoorden, hem aldus drijvende in een autocratische richting, die hij bepaald niet wenste. De geschiedenis van Tiberius’ betrekkingen met de senaat is één grote wirwar van uiterst tragische misverstanden: de slaafsheid van de senaat was er in de eerste plaats verantwoordelijk voor, maar ook Tiberius’ diep, maar geremd karakter droeg er schuld aan. Het ergste van al was, dat Tiberius’ afkeer van het eeuwig hortende verkeer met de serviele senaat zijn neiging tot mensenschuwheid versterkte: in 26 vestigde hij zich op Capri en keerde Rome voorgoed de rug toe; uiteraard was sindsdien het contact tussen keizer en senaat practisch geheel verbroken.

Hier komt bij dat de gesloten, teruggetrokken Tiberius weinig mensenkennis bezat: hij vergiste zich gruwelijk in de keuze van enige zijner voornaamste medewerkers. Het was een capitale fout, dat hij nu juist de grove, tactloze Piso als „schaduw” van Germanicus naar het Oosten zond: ernstige conflicten tussen de beide mannen konden niet uitblijven en deze deden, toen Germanicus in Syrië aan een ziekte overleed, bij zijn vrienden en met name bij Agrippina de dwanggedachte rijzen, dat Germanicus op instigatie van Tiberius was vermoord. Deze misvatting — Germanicus stierf ongetwijfeld een natuurlijke dood — zou de betrekkingen tussen Tiberius en Agrippina vergiftigen. Maar veel erger was de keuze van Seianus als prefect van de lijfwacht: deze was geen tactloze, maar een misdadige natuur, die geen middel te laag achtte, als het hem kon dienen tot verwerving van het keizerschap voor zichzelf. Met dit doel ruimde hij Tiberius’ zoon Drusus uit de weg (23) en bevorderde hij stelselmatig Agrippina’s neiging tot conspireren, in de hoop haar en haar huis in het verderf te storten. Dat Tiberius deze man jarenlang blindelings heeft vertrouwd, is een ramp geweest: in 31 gingen hem eindelijk de ogen open en liet hij Seianus terechtstellen; maar toen waren de verhoudingen in Rome en met name in het keizerlijk huis al nauwelijks meer te herstellen.

Tiberius was dus een voortreffelijke rijksregent — wat het voornaamste was. Maar hij faalde in Rome zelf, zowel in het verkeer met de senaat als met Agrippina. Dit was ongetwijfeld in de eerste plaats te wijten aan de serviliteit van de senaat en de hysterische onredelijkheid van Agrippina; maar ook Tiberius’ moeilijke persoonlijkheid droeg er schuld aan.

Tiberius werd opgevolgd door Caligula, de enige nog overgebleven zoon van Germanicus.

PROF. DR J. H. THIEL

Lit.: F. B. Marsh, The Resign of Tiberius (1931); E. Ciacevi, Tiberio successore di Augusto (1934); J. H. Thiel, Kaiser Tiberius, Mnemosyne i935-36; vgl. V. Scramuzza, in: Amer. Jrn. of Philology dl 65 (1944), blz. 401 v.; G. Maranón, Tiberio (1939, Duitse vert. 1952).