klassiek philoloog, grondvester der nieuwe Nederlandse Graecistenschool (Groningen ged. 18 Jan. 1685-Leiden 7 Apr. 1766). werd, nog geen 20 jaar oud, benoemd tot hoogleraar in de wiskunde en wijsbegeerte aan het Athenaeum te Amsterdam In 1717 vertrok hij naar Franeker, waar hij Grieks doceerde, sinds 1738 ook vaderlandse geschiedenis. In 1740 ging hij als hoogleraar in dezelfde vakken naar Leiden.
Hij gaf uit Pollux (2 dln, 1706), Lucianus (1743) en bezorgde de geniale editie van Aristophanes’ Plutus (1743). Uit zijn nalatenschap gaf Geel de Anecdota Hemsterhusiana (1825) en Friedemann Orationes et epistulae (2de dr., 1839) uit. Vermaard en herhaaldelijk gedrukt is Ruhnkenius’ Elogium Tib. Hemsterhusii (1768).Lit.: J. G. Gerretzen, Schola Hemsterhusiana, de herleving der Grieksche Studiën aan de Ned. Universiteiten, diss. Nijmegen (1940).
