Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RHODOS

betekenis & definitie

(Turks Redos), grootste eiland van de Griekse Dodekanesos, gelegen in de Aegaeïsche Zee ten Z.W. van het Turkse vasteland, telt (1940) op 1400 m2 ca 62.000 inw., vrijwel allen Grieken. Het eiland is heuvelachtig met als hoogste top de berg Atairo (1250 m); het klimaat is aangenaam subtropisch met veel neerslag.

Op de vruchtbare bodem wordt land- en tuinbouw uitgeoefend. Hoofdproducten zijn citrusvruchten, olijven, gerst en uien. Op het eiland wordt ook kaolien geproduceerd voor het pottenbakken. De gelijknamige hoofdstad met (1940) 55.000 inw. heeft een druk havenverkeer. Het is de zetel van een Griekse aartsbisschop. Wapens der Johannieter of Rhodische ridders versieren nog de oude huizen in de „Straat der Ridders”.In zijn bloeitijd (zie hieronder) was Rhodos middelpunt van kunsten en wetenschappen. Aeschines stichtte er een rhetorenschool; de Rhodische welsprekendheid vertegenwoordigde een bepaald genre. Wijsgeren als Poseidonius, Panaetius e.a. trokken er vele volgelingen. De rijkdom was spreekwoordelijk (in 170 één millioen drachmen uit in- en uitvoerrechten), de vloot beheerste de Aegaeïsche Zee. Het was een koopmansrepubliek, vol energie en zin voor kunst en wetenschap.

Er bevond zich een bloeiende school van beeldhouwers. Door inscripties is een groot aantal van hun namen bekend. Werken van hun hand bezitten wij evenwel slechts weinig. Vermoedelijk is de Nike van Samothrake (thans in het Louvre) door een Rhodische kunstenaar vervaardigd in het begin van de 2de eeuw v. Chr. Zeker is de Laokoön het werk van Rhodische beeldhouwers.

Deze groep is een zwakke navolging van de grote Pergamumse kunst uit de eerste helft van de 2de eeuw v. Chr., vervaardigd omstreeks het midden van de 1ste eeuw v. Chr.

Geschiedenis

Oudtijds woonden er Phoeniciërs; verschillende plaatsen droegen Semietische namen. Later zijn er Doriërs, volgens de sage onder leiding van Tlepolemos, gekomen. Eerst waren drie steden: Lindos, Ialysos, Kamiros aangesloten bij de Delisch-Attische Zeebond (zie Symmachie). In 411 vielen deze af en kwam er een aristocratische regering onder Dorieus. Deze stichtte door synoecisme de nieuwe hoofdstad, ook Rhodos geheten, op de noordpunt van het eiland. Van deze tijd af dateert de bloei van Rhodos als handelsstad voor het transito-verkeer Egypte - Zwarte Zee en Syrische kust - Griekenland.

Ook politiek speelde het een rol in de Bondgenotenoorlog tegen Athene (358-356 v. Chr.); het verloor echter zijn onafhankelijkheid aan Mausolos van Carië, daarna aan Perzië en Alexander de Grote. Na diens dood wist het zijn macht te herwinnen, vooral toen het het langdurig beleg door Demetrius Poliorketes had afgeslagen. De Rhodische muntstandaard werd veel gebruikt; eveneens zijn handels- en zeerecht. Met zijn vloot beschermde het de Cycladen tegen Macedonië. Als bondgenoot van Rome in de oorlog tegen Antiochus III van Syrië verkreeg het Carië; maar toen het al te eigenmachtig optrad, werd dit aan Rhodos ontnomen en later in het algemeen zijn handel beknot, doordat Delos tot vrijhaven werd verklaard.

Het weerstond de belegering door Mithridates van Pontos (88), maar werd in de strijd na Caesar’s dood door Cassius verwoest (42 v. Chr.). In 44 n. Chr. werd het ingelijfd bij de provincia Asia; het behield echter tot Vespasianus een zekere vrijheid.

Na de val van het Romeinse rijk kwam Rhodos achtereenvolgens onder de heerschappij van kaliefen, Grieken en Genuezen. In 1310 vestigden er zich de Johannieter ridders (uit hun tijd dagtekent de muur om het tegenwoordige Rhodos), die echter in 1527 na de verovering door sultan Soleiman (1522) naar Malta verhuisden. Sindsdien behoorde het aan Turkije. Het eiland dat in 1911 door de Italianen werd bezet en in 1923 eindelijk door Turkije formeel aan Italië werd afgestaan, werd met alle machtsmiddelen veritaliaanst, mede ter versterking van de Italiaanse strategische positie in het oostelijk deel der Middellandse Zee. Maar na Wereldoorlog II is Rhodos wederom aan Griekenland toegewezen, waar het, krachtens de aard en de taal zijner bevolking, ook toe behoort.

Lit.: H. van Gelder, Gesch. der alten Rhodier (1900); Blinkenberg en Kinch, R., 2 dln (1931, verslag der Deense opgravingen); G. Jacopi en A. Maiuri, R., 7 dln (1928-’32); A. Gabriel, La cité de R., 2 dln (1932-’34); M. Rostovtzeff, Hellenistic World (1941).

< >