is de naam van verzamelingen van Oudtestamentische bewijsplaatsen, die de oudste Christenen reeds bezigden bij de schriftuurlijke fundering der propaganda (vgl. Luc. 24 : 44-48).
Die loci waren onder bepaalde opschriften verzameld, zoals bijv. blijkt uit Hand. 26 : 22b, 23. De naam stamt van Cyprianus (Testimonia adversus Judaeos), het genre zelf is tot in de 12de eeuw (Dionysius bar Salibhi) beoefend. Volgens een theorie van J. Rendel Harris (aanvaard door wijlen prof. dr Plooy) zouden de, blijkens Papias (ca 120), door de apostel Mattheüs geschreven Logia zulk een Testimoniaboekje geweest zijn. In deze vorm is de theorie onhoudbaar; het bestaan van zulke collecties bewijsplaatsen, ook in boekvorm, is echter een feit (bijv. Justinus Martyr, Cyprianus, Eusebius, Ps.-Gregorius van Nyssa). Dat Paulus ze bezigde, blijkt waarschijnlijk uit Hand. 26 : 23, 24 en ook uit de brieven op plaatsen als Rom. 10 en 11. Het onderzoek naar de precieze inhoud, omvang en historische samenhang der testimoniaboekjes leverde tot heden slechts een „cumulatief” bewijs. Met het oog op de probleemstellingen der zgn. Formgeschichte is het van belang de sporen van het Joodse type van exegese („midrasj”) in de testimoniaboekjes te onderzoeken.
Lit.: L. Th. Wieten, Irenaeus’ geschrift „Ten bewijze der apost. prediking”, diss. Utrecht (1909); A. von Ungern Sternberg, Der traditionnelle alttestamentl. Schriftbeweis ,,De Christo” und „De Evangelio” in d. alten Kirche bis zur Zeit Eusebs von Gaesarea (Halle 1913); J. Rendel Harris en V. Burch, Testimonies, 2 dln (Gambridge Univ. Pr. igi6-’2o); A. d’Alès, Testimonia et logia, in: Revue des Sciences religieuses (Paris 1917)» blz. 308-326; N. J. Hommes, Het Testimoniaboek, diss. Vrije Univ. Amsterdam (1925); D. Plooy, Novum Testamentum regnum aeternum, rede (Amsterdam 1932); Idem, Studies in the Testimony Book (Amsterdam 1932, Verh. der Kon. Akad. v. Wet., Afd. Letterk., N.R. XXXII, 2); A. Lukyn Williams, Adversus Judaeos, a Bird’s Eye ViewofChristian Apologiaeuntil the Renaissance (Gambridge 1935); A. Vis, An Inquiry into the Rise of Ghristianity out of Judaism (Amsterdam 1936, als diss. ald.: The Messianic Psalm in the N.T., a Critical Study on the Christian „Testimonies” in the O.T.); J. L. Koole, De overname v. h. O.T. door de Christelijke Kerk, diss. Vrije Univ. Amsterdam (1938); Doeve, Jewish hermeneutics in the Synoptic Gospels and Acts (i953).