(Tehran), hoofdstad van het koninkrijk Perzië (Iran), ligt op 1140 m hoogte op een plateau in het N. van het land, op 100 Ion ten Z. van de Kaspische Zee, telt met voorsteden in 1949 ca i millioen inw. De stad is tijdens de regering van Riza Pehlewi Sjah (1921-1941) tot een moderne stad uitgegroeid.
De in 186g opgerichte muur, die in de plaats van een aantal oude fortificaties kwam, werd weer afgebroken, waarna de stad zich snel op het plateau uitbreidde. Het tegenwoordige centrum wordt gevormd door de Maiden-i-Sipeh, een door regeringsgebouwen en banken geflankeerd, reusachtig plein; hier liggen ook het paleis van de sjah met tuinen, vijvers en bijgebouwen en de flatwoningen van Europeanen. Meer naar het Z. ligt de oude stad met een citadel, de vroegere keizerlijke paleizen, bazars en karavaanserai’s. Behalve een groot aantal moskeeën en een moderne universiteit (gesticht in 1935), bezit Teheran enkele hogescholen, bibliotheken en musea, o.a. het keizerlijke museum Goelistan met archaeologische en ethnologische voorwerpen.’s Zomers trekken velen der vnl. Sji’ietische bewoners naar de koelere hellingen van de Elboers. De industrie vervaardigt suiker, tabak, wollen voorwerpen en bier, doch is van weinig belang. Teheran is een belangrijk spoorwegkruispunt van de lijnen Kaspische Zee - Perzische Golf en Tabriz - Mesjed; er is een vliegveld en radiozender. De omgeving is door de aanleg van ondergrondse waterleidingen vruchtbaar gemaakt. In de nabijheid wordensteenkool en zink gewonnen. Ten Z. van de stad liggen de bedevaartsplaats Schackzade-abdoelagim en ten N. de koninklijke paleizen Negristan, Kasr Kadsjar en Niaveran. De stad kreeg in Wereldoorlog II bekendheid door de conferentie van Teheran op 1 Dec. 1943. Hier ontmoetten Churchill en Roosevelt voor de eerste maal de Russische leider Stalin.