(bij de Antieken MareCaspium of Hyrcanium, bij de Russen Kaspijskoje More, bij de Tataren Ak-Dengis en bij de Perzen Gursem, bij de Duitsers ook wel Kaspi-See genoemd) is het grootste meer op aarde. Gelegen op de grenzen van Europa en Azië, omgeven door Kaukasië, de Russische Oeral-Kaspische laagvlakte, de Kirgiezensteppe, Turkestan en Perzië heeft de Kaspische Zee een lengte (N.-Z.) van 1170 km en een breedte van 200-350 km, terwijl de oppervlakte 438 690 km2 bedraagt, waarvan 2236 km2 door eilanden wordt ingenomen.
Merkwaardig is vooral de lage ligging, daar de zee de diepste plaats inneemt van een lage vlakte en 26 m onder de spiegel van de Zwarte Zee gelegen is. Deze Aralo-Kaspische laagte was weleer een zee met enige eilanden en waarschijnlijk zowel met de Noordelijke Ijszee als met de Zwarte Zee verbonden, en wel door waterwegen, die men in de loop van de Manytsjrivier (naar de Zee van Azow) en in een reeks van meren, van het Aral Meer naar de Ob voortlopende, kan aantonen. Deze grote waterplas moest inkrimpen, omdat de verdamping groter was dan de wateraanvoer en de Kaspische Zee en het Aral Meer (74 m boven de Kaspische Zee) zijn er, als twee sterk zoute waterbekkens, van overgebleven.De Kaspische Zee wordt gevoed door de grootste rivier van Europa, nl. door de Wolga, en ontvangt daarenboven nog andere rivieren (de Oeral, de Koema, de Terek, de Soelak, de Samoer, de Koera, de Sefidroed, de Atrek enz.). De verdamping houdt de aanvoer nagenoeg in evenwicht. De waterstand wast in de zomer bij het smelten van de sneeuw, doch valt weer in de winter.
De oevers van deze zee zijn meestal zandig en laag, vooral in het N. bij de mond van de Wolga en in het N.O., doch hier en daar ook hoog en bergachtig, zoals aan de zuidelijke helft van de oostkust, waar de Oest-Oert, de hoogvlakte tussen de Kaspische Zee en het Aral Meer, hoge rotswanden vormt, en vooral in het Z. waar de Perzische gewesten Gilan en Mazenderan zich hoog verheffen. Zeer duidelijk onderscheidt men twee bekkens in de Kaspische Zee, gescheiden door een bodemverheffing, die loopt van het schiereiland Apsjeron naar Kaap Tarta, aan de Golf van Krasnowodsk. Het noordelijke bekken is ondiep, slechts naar het Z. wordt het dieper (tot 800 m), het zoutgehalte is niet zo groot, aan de noordkust zelfs gering. Het zuidelijke bekken heeft reeds vlak bij de kust grote diepten, die in het W. ter weerszijden van Apsjeron tot 768 en 946 m reiken; het zoutgehalte bedraagt daar tot 1,5 pct. Het sterkste zoutgehalte hebben de baaien aan de oostkust, waaronder de Kara Boegas (Kara Bogaz Sol of Adsji Darja = zout water), waar het zoutgehalte steeds toeneemt, de oppervlakte steeds kleiner wordt en ’s winters aan de oevers grote hoeveelheden gips en glauberzout worden afgezet. Tot de uitspringende gedeelten van de kust behoren Kaap Apsjeron en Kaap Sjakow (de zuidpunt van het schiereiland Bakoe) en Kaap Tjoeb Karagan op het schiereiland Manjislak.
Aan de oostzijde heeft men onderscheiden grote baaien, zoals de Kotsjakbaai, de Alexandersbaai en de Hassankoelibaai. In de zomer van 1894 ontstond in het zuidelijk deel een onderzeese slijkvulkaan.
De Kaspische Zee is zeer rijk aan vis (steur, snoek, baars, vorens, brasem, haring). De visserij op de Kaspische Zee is de belangrijkste van geheel Rusland; ca 40 pct van de totale jaarlijkse vangst stamt uit het gebied van de beneden-Wolga en Kaspische Zee. Het voornaamste centrum van de visserij is Astrakan. De gevangen vis wordt hier uit de zeeschepen overgeslagen in rivierschepen of ter plaatse verwerkt, waartoe koelhuizen en fabrieken zijn gebouwd. Langs de Wolga, de grote verkeersweg van Rusland, wordt de vis van Astrakan naar de consumptiegebieden in het N. vervoerd.
De Kaspische Zee is van grote betekenis voor het verkeer tussen Kaukasië, het gebied van de beneden-Wolga, Kazakstan en Centraal-Azië, alsmede met Perzië. Astrakan neemt een sleutelpositie in tussen de havens van de Kaspische Zee; het is het overslagpunt tussen het Wolgagebied en het gebied van de Kaspische Zee.
Volgens een Russisch-Perzisch verdrag van 1828 mag alleen Rusland oorlogsschepen op de Kaspische Zee hebben. Het station van de Russische oorlogsvloot was tot 1843 op het eiland Sara aan de westkust, werd daarna, tot schrik van de Perzen, naar de ingang van de Golf van Astrabad verlegd, doch van daar in 1875 naar Krasnowodsk overgebracht. Later was ook Bakoe oorlogshaven.
Lit.: R. Grahmann, Die Entwicklungsgeschichte der K. und des Schwarzen Meeres, in: Mitteil. Ges. Erdk. (Leipzig 1937).