(1) (Nederlands: klasse), duidt in het Latijn een der vijf vermogensklassen aan, waarin (volgens de legende door de koning Servius Tullius) het volk te Rome gesplitst was. Burgers van de eerste klasse moesten een vermogen bezitten van ten minste 100 000 as, die der tweede 75 000, der derde 50 000, der vierde 25 000, der vijfde 11 000 (volgens anderen 4000).
In de volksvergadering (z comitia) had oorspronkelijk de eerste klasse (te zamen met de equites) de meerderheid van stemmen, later had elk der klassen een zelfde aantal stemmen. Ook in bewapening waren de klassen in oorsprong onderscheiden. Zij, die minder dan 11 000 (resp. 4000) as bezaten, heetten infra classem. In militaire zin betekent classis: vloot.(2) Volgens Ned. Herv. kerkrecht wordt een aantal in elkanders nabijheid gelegen gemeenten ter geregelde uitoefening van het kerkelijk bestuur verenigd tot classes, die, in één provincie, een provinciaal ressort vormen, Gelderland met zes classes, enz.