omvat alle dierensoorten, die in de tegenwoordige tijd leven en in vroegere geologische perioden geleefd hebben. Van oudsher heeft men getracht deze soorten in een systeem te rangschikken, zoals onder het trefwoord systematiek nader is uiteengezet.
Ter wille van deze rangschikking heeft men de dierensoorten in groepen verenigd van grotere of kleinere omvang, gecoördineerd en gesubordineerd. Dit zijn de systematische categorieën.Een algemeen geaccepteerde indeling van het dierenrijk bestaat niet. De volgende indeling wordt in deze Encyclopaedie gevolgd, waarbij met een is aangegeven, onder welk trefwoord de desbetreffende groep is behandeld.
Dierenrijk, Regnum animale
Subregnum I Protozoa
PHYLUM I: Protozoa, Eéncelligen, Oerdieren, lichaam niet in cellen verdeeld V.
Subregnum II Mesozoa
PHYLUM II: Mesozoa (= Planuloidea)
Subregnum III Metazoa
De Metazoa of Veelcelligen, zijn gekenmerkt door een in cellen verdeeld lichaam. De cellen zijn in 2 of meer lagen gerangschikt. Bijna altijd is een buitenlaag (huidepitheel) en een binnenlaag (darmepitheel), die de darmholte bekleedt, aanwezig, resp. van het ectoderm en het entoderm afkomstig (zie kiembladen).
PHYLUM III: Porifera, Sponsen,
sterk afwijkend van de overige Metazoa, die daarom wel verdeeld worden in Parazoa (Sponsen) en Eumetazoa (= typische Metazoa). Laatstgenoemde worden weer in 2 groepen verdeeld:
A. Coelenterata, Holtedieren
Radiaal symmetrisch; vrijlevend of vastzittend; lichaam uit huidepitheel en darmepitheel bestaande, waartussen zich een mesenchymateuze (zie kiembladen) middenlaag kan ontwikkelen; geen lichaamsholte; as van de gastrula (zie kiembladen) wordt tot lengteas van het lichaam.
PHYLUM IV: Coelenterata
Subphylum:
1. Cnidaria, Neteldieren
2. Acnidaria, Ctenophora, Ribkwallen
B. Coelomata (Bilateria, Triploblastica)
Bilateraal symmetrisch; meest vrijlevend; lichaam bestaat uit huidepitheel, darmepitheel en daartussen liggend weefsel, dat zich uit het mesoderm (zie kiembladen) ontwikkelt. Secundaire lichaamsholte (coeloom) meestal aanwezig. Op grond van het gedrag van de blastoporus (zie kiembladen) worden de Coelomata in Proto- en Deuterostomia verdeeld:
a. Protostomia
PHYLUM V: Scolecides, ongelede wormen
Zonder lichaamsholte, ongesegmenteerd.
Subphylum:
1. Plathelminthes, Platwormen
2. Aschelminthes, Nemathelminthes
3. Kamptozoa = Bryozoa endoprocta
De Bryozoa endoprocta worden besproken in het artikel Mosdiertjes.
PHYLUM VI: Annelida, Ringwormen, gesegmenteerde wormen
PHYLUM VII: Arthropoda, Geleedpotigen
Subphylum 1. Archipodiata, klasse Onychophora
1e. aanhangsel van subphylum 1: Klasse Tardigrada, mosbeertjes
2e. aanhangsel: Klasse Linguatulida
Subphylum 2. Arthropodiata, de typische Geleedpotigen
PHYLUM VIII: Mollusca, Weekdieren
PHYLUM IX: Tentaculata
Subphylum
1. Phoronidea
2. Bryozoa ectoprocta, Mosdiertjes
3. Brachiopoda
b. Deuterostomia
PHYLUM:
X: Chaetognatha, Pijlwormen
XI: Echinodermata, Stekelhuidigen
XII: Hemichordata
XIII: Chordata
Subphylum:
1. Urochordata, Tunicata, Manteldieren
2. Cephalochordata, Acrania, Lancetvisje
3. Vertebrata, Gewervelde dieren
Hierbij merken wij slechts op, dat de naam ongewervelde dieren (Invertebrata, Evertebrata) in het tegenwoordige systeem niet thuis hoort, omdat onder deze naam de meest uiteenlopende vormen zonder wervelkolom worden samengevat. De term is afkomstig van de Franse zoöloog J. B. de Lamarck, die sinds 1794 de groep der Gewervelde dieren (Vertebrata) onderscheidde en stelde tegenover de ongewervelden.