Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Synagoge

betekenis & definitie

(Gr., vergadering, verzamelplaats) is de naam van het bedehuis der Israëlieten, ontstaan in en na de Babylonische ballingschap.

In alle steden van belang in het land Judea waren reeds in de iste eeuw na Esra zalen, waar op Sabbat- en feestdagen, later ook op de tweede en vijfde dag der week, op markt- en gerechtsdagen gedeelten uit de Pentateuch en uit de boeken der Profeten voorgelezen werden en waar men zich verenigde in het gemeenschappelijk gebed. Men meent, dat zich te Jeruzalem 480 synagogen bevonden ; ook buiten Palestina trof men er vele aan, o.a. een prachtige te Alexandrië. Veelal waren er scholen, ook wel hogere scholen, aan verbonden. In elke synagoge heeft men tegenover de ingang de heilige bewaarplaats (Aron hakodesj) van de Wetsrollen ; die bewaarplaats vertegenwoordigt de voor. malige Arke des Verbonds. Daarnaast of daarvoor bevindt zich een kandelaar, overeenkomend met de zevenarmige kandelaar des Tempels, terwijl in het midden van het gebouw de bimah ten dienste van de voorlezer staat. Mannen en vrouwen hebben afzonderlijke zitplaatsen. Om godsdienstoefening te houden, moeten ten minste 10 Israëlietische mannen, die de 13-jarige leeftijd over-

schreden hebben, aanwezig zijn. De gebeden en voorlezingen geschieden door de voorbidder (chasan), de leerreden op Sabbat- en feestdagen worden gehouden door de leraar of de rabbijn. In sommige moderne synagogen heeft men het orgel ingevoerd en is naast het Hebreeuws de landstaal in gebruik gekomen bij de godsdienstoefeningen.

De oudste bewaard gebleven synagogen in Europa zijn die te Toledo (13de eeuw), die in 1405 in een Christelijke kerk veranderd werd, te Worms, waarvan de oudste delen uit de 12de eeuw dagtekenen, en te Praag, die haar oorspronkelijke gedaante bewaard heeft. Beroemd is de Portugese synagoge te Amsterdam, die in 1670 is gebouwd.

In latere jaren is gebleken, dat enkele malen door de Joden in de verstrooiing niet een synagoge werd gebouwd, maar een tempel (Leontopolis en Elefantine). Na de verwoesting van de tempel in 70 n. Chr. heeft het Jodendom het alleen met synagogen moeten stellen. De synagogedienst is in menig opzicht het voorbeeld geworden van de Christelijke godsdienstoefeningen (z liturgie).

Lit.: S. Krauss, Synagogale Altertümer (Wien 1922); S. Ph. de Vries, Joodsche Riten en Symbolen (Zutphen 1929); Strack Billerbeck, Kommentar zum N.T. aus Talmud und Midrasch, Bd IV, S. 115 ff.; E. Schürer, Gesch. d. jüd. Volkes, Bd II, 489 ff.; I. Elbogen, Der jüd. Gottesdienst in seiner geschichtl. Entwicklung (Frankf. a.M. 1924); E. Sukenik, Ancient Synagogues in Palestine and Greece (London 1934).

< >