Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Suikerbiet

betekenis & definitie

(Bèta vulgarisf. altissima), een der hoofdvormen van de biet, gekweekt uit de mangelwortel, waarin in 1747 rietsuiker werd aangetoond (z F. K.

Achard). Tegen het midden der vorige eeuw kwam de cultuur tot grote bloei dank zij de resultaten van veredelingsproeven en uitvindingen in het fabriekswezen. De 2-jarige plant vormt het eerste jaar een bladrozet en de dikke vlezige wortel, waarop haar waarde voor de cultuur berust, in het tweede daaruit een tot 1,5 m hoge vertakte stengel met lange bebladerde aren, waarin de van een 5-spletig bloemdek, 5 meeldraden en een plat i-hokkig i-zadig vruchtbeginsel met 2 stempels voorziene bloemen meest 2-3 bijeen zitten, later aaneengroeiend, gelijk ook het bloemdek aan het vruchtje, met het gevolg, dat men vruchtkluwens (korrels) krijgt, die gemiddeld ca 150 kiembare zaden op 100 kluwens blijken te bevatten.Aan de biet onderscheidt men de kop, d.w.z. het gedeelte, waarop de bladen zijn ingeplant, de hals, waaraan noch bladen of bladsporen, noch zijwortels, en het eigenlijke worteldeel met 2 tegenover elkaar staande, enigszins spiraalsgewijs verlopende rijen wortelvezels.

Zij bevat ca 16 pct suiker, is bij uitstek een gewas voor de zware kleigronden met een goede structuur (doorlatend, kalkrijk en diep ontwaterd), verbruikt zeer veel kalium, veel minder phosphorzuur en is dankbaar voor een herhaalde salpeterbemesting. Op het vóór Kerstmis in wintervoor gelegde en in het voorjaar gerolde land wordt in Apr. gezaaid (15 à 20 kg zaad per ha, dat ontsmet is tegen wortelbrand); rijenafstand 40 à 45 cm; afstand in de rij 30 à 35 cm; aantal bieten 60 à 70 000 per ha. Zodra de eerste planten zichtbaar zijn, wordt met de schoffelmachine gewied. Met hakken wordt doorgegaan, tot het loof een belemmering wordt. Op zware gronden zijn een droge zonnige zomer en vooral najaar zeer gewenst. Wortelgewicht en suikergehalte nemen vooral toe in Sept. en Oct. Het rooien geschiedt in Nederland nog in hoofdzaak met de hand (korte bietenspade of vorkje), doch in toenemende mate mechanisch, met het oog waarop de rijenafstand dan op 50 cm gebracht wordt. De bieten worden gekopt naar de suikerfabrieken vervoerd. Het loof kan vers, gekuild of gedroogd als veevoer dienen. Bekende rassen zijn Kühn P. (Naarden), die vroeg rijp is en weinig schieters en blad vormt, Hilleskög (Zuid-Zweden, vermeerderd in Nederland), Klein Wanzleben Z en E, resp. met lage bietenopbrengst van hoog gehalte en hoge bietenopbrengst doch lager gehalte. De laatste jaren is een nieuw Nederlands suikerbietenras in de handel gekomen, de Nemossuikerbiet. Dit ras is geschikt voor zowel vroege als late rooi en paart een hoog wortelgewicht aan een hoge suikeropbrengst.

ZIEKTEN

De suikerbiet kan als kiemplant worden aangetast door de zwam Pythium de Baryanum en ook door de wortelbrandzwam, Phoma Betae, waarvan de sporen zich op het zaad bevinden en die de kiemplanten aan de voet zwart doet worden en afsterven, later in de bladen door de bietenroest Uromyces Betae en Peronospora Schachtii, voorts door dierlijke organismen als koperwormen, emelten (plantjes worden even onder de grond afgeknaagd; bestrijding door zemelen, gedoopt in stroopwater en Parijs groen), bietenkevertje, aaskevertjes, bietenvlieg, schildpadtorretje en bietenaaltje. Bij aantasting door de laatste (bietenmoeheid) blijven de bieten klein en vormen vele en fijne, met witte knopjes bezette worteltjes. Deze ziekte treedt op. wanneer te vaak achtereen op dezelfde grond bieten zijn verbouwd. Een aantal jaren geen bieten verbouwen vormt de genezing. Hartrot is een gebreksziekte (borium). De laatste jaren begint de vergelingsziekte een gevaar voor de bietenteelt te vormen. Deze wordt veroorzaakt door een virus, dat overgebracht wordt door de perzikbladluis en in sommige jaren enorme oogstdepressies kan veroorzaken. Op goede bietengrond en in gunstige jaren kan een opbrengst worden verkregen van 50 à 60 ton per ha. Het suikergehalte kan stijgen tot boven 19 pct. Normale oogsten bedragen 35 à 40 ton gekopte bieten en 24 à 28 ton koppen en bladen.

Vóór de economische crisis der dertiger jaren werden in Nederland gemiddeld 60 000 ha suikerbieten verbouwd, doch toen de cultuur niet langer lonend was en overheidssteun moest worden verleend, werd deze laatste beperkt tot de opbrengst van 40 à 42 000 ha (garantieprijsregeling voor 1700 millioen kg bieten, overeenkomende met de binnenlandse suikerbehoefte). De verwerking geschiedt gedeeltelijk in coöperatieve, gedeeltelijk in particuliere fabrieken, die de bieten betalen naar suikergehalte.

Lit.: E. O. von Lippmann, Geschichte der Rübe (Bèta) als Kulturpflanze (1925); L. Decoux en G. Roland, Atlas der ziekten en vijanden van de beet (Brussel 1938); P. G. Meyers, Suikerbietenteelt (Doetinchem 1946); H. L. van de Sande Bakhuyzen, Groei en productie van Suikerbieten (’s-Gravenhage 1950); M. J. Smit, De beetwortelsuikerindustrie in Nederland (’s-Gravenhage 1953).

< >