Kerstfeest (het tweede lid mis had reeds in de Middeleeuwen de betekenis: feest), d.w.z. feest ter herdenking van Christus’ geboorte op 25 Dec. Terwijl de kerk van het O. en sommige gebieden van het W. (Gallië en Spanje) Christus’ geboorte oorspronkelijk op 6 Jan. vierden (z: epiphanie) heeft Rome — blijkbaar met opzet — dit feest ca 330 (althans niet na 336), ter vervanging van de heidense Natalis Invicti (nl. solis, d.i. het geboortefeest van de Onverwonnen Zon), op 25 Dec. geplaatst.
Van Rome uit verbreidde het feest zich snel over Italië (reeds ten tijde van Ambrosius was het te Milaan bekend) en de verdere beschaafde wereld. In het O. hield de invoering nauw verband met de strijd tegen de ketterij, inz. het Arianisme. In Klein-Azië zien wij het uitstralen van het in nauw contact met Rome staande Cappadocië. Gregorius van Nazianze heeft het nieuwe feest waarschijnlijk met zijn Kerstpreek van 379 en Chrysostomus met de zijne van 386 (of 388) respectievelijk in Constantinopel en Antiochië ingevoerd. Egypte volgde ca 430, Palestina daarentegen gaf zich eerst in de 7de eeuw definitief gewonnen. Armenië heeft er nooit iets van willen weten.In het W. ontstond in navolging der pauselijke liturgie het gebruik om op deze dag 3 missen op te dragen: de nachtmis, dageraadsmis en dagmis. De religieus-kerkelijke viering wordt in het W. gekenmerkt door de accentuering van de historische Geboorte in Bethlehems stal (in tegenstelling tot de Oosterse dominant, t.w. de Generatio Filii, de eeuwige geboorte van de Logos, die nog de dagmis beheerst). De Kerstgebruiken, die in de Middeleeuwen steeds weliger gingen woekeren naarmate het Kerstfeest in belangrijkheid alle andere ging overtreffen en het volk een levendiger aandeel ging nemen in de viering, zijn deels van Christelijke, deels van heidense oorsprong. Tot de eerste moeten gerekend worden de Kerstkribbe, het wiegen, de spelen (z hierna Kerstspel), de zang (z hierna: Kerstlied) en alle folkloristica, die samenhangen met de zegen van de Geboortenacht; tot de Romeins-heidense alles, wat berust op het geloof in het omineuze van elk begin, inz. het jaarbegin (het Romeinse Nieuwjaarsfeest was in de Kerstviering opgegaan) en mogelijk alle parodistische uitingen (erfenis van de Romeinse Saturnalia, die ten dele met het Nieuwjaarsfeest, ten dele later met Kerstmis versmolten); tot de Germaans-heidense zijn te rekenen alle gebruiken, die met de vegetatie- en dodencultus samenhangen, m.a.w. die de levensvernieuwing bevorderen (omgang van gemaskerden, lawaaimaken, vuurgebruiken, Kerstblok en vermoedelijk ook de Kerstboom).
Lit.: J. J. Mak, Het Kerstfeest (’s-Gravenhage 1948).