de Nederlandse vaart door de Straat van Gibraltar met koopvaardijschepen (straatvaarders) dateert eigenlijk pas van 1590, toen bijna 200 schepen uit het Noorderkwartier, Amsterdam en Zeeland, beladen met graan, de Middellandse Zee binnenvoeren. Zij maakten gebruik van de onmacht van Spanje ter zee na de vernietiging van de Onoverwinnelijke vloot in 1588 en van een hongersnood in Italië.
Sedert 1590 zeilden nu vaak schepen rechtstreeks van de Oostzee naar de Middellandse Zee en van dit ogenblik af kan men de Nederlanders de vrachtvaarders van Europa noemen. De macht der Nederlanders op handelsgebied werd zo groot, dat zij weldra de hegemonie verwierven en de gehele doorvoerhandel vrijwel beheersten. Bovendien had het grote aantal Nederlandse schepen in de Middellandse Zee het voordeel, dat in tijd van oorlog de oorlogsvloot een welkome ondersteuning kreeg, zoals bleek in de eerste Engelse oorlog (16521654), toen het eskader onder Jan van Galen grotendeels werd samengesteld uit bewapende koopvaarders en de slagen bij Elba en Livorno mede door hun toedoen werden gewonnen. De Republiek Venetië, in oorlog met Turkije, huurde van 16451649 een groot aantal Nederlandse koopvaarders, welke onder eigen bevel en met eigen manschappen deelnamen aan de strijd bij Cyprus en de Dardanellen.De Straatvaart, oorspronkelijk vrije vaart, werd door de oprichting van de Directie van de Levantse handel in 1624 min of meer gereglementeerd.
Lit.: H. Wätjen, Die Niederländer im Mittelmeergebiet (1915).