Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Staat van beleg

betekenis & definitie

is de naam van de buitengewone rechtstoestand, welke gewoonlijk wordt afgekondigd in een al of niet bevestigde plaats, wanneer deze onder zodanige omstandigheden wordt ingesloten, dat het aanwenden van buitengewone maatregelen nodig is tot het handhaven van orde en veiligheid. Echter is het, om de staat van beleg af te kondigen, volstrekt niet nodig,

dat een plaats werkelijk belegerd wordt, en is de staat van beleg ook wel afgekondigd in plaatsen, waar geen oorlogsgevaar dreigde, maar de oproerige burgers tegen het gestelde gezag een gestrenge beteugeling nodig deden schijnen. Hiertoe heeft men het eerst in Frankrijk gebruik gemaakt van de staat van beleg, en in Spanje is die maatregel wel eens toegepast op gehele provincies. De afkondiging van de staat van beleg had bijv, plaats in 1848 gedurende het oproer te Parijs, en in gemeld jaar en het daaraanvolgende bij de opstand te Berlijn, te Wenen, te Dresden, in de Palts en in Baden, alsook in de Italiaanse staten en in Hongarije.

Vóór 1887 bevatte de Nederlandse Grondwet geen bepalingen over de staat van beleg en was het onderwerp slechts geregeld bij uit de Franse tijd dagtekenende wetten, waarvan de geldigheid niet boven alle twijfel verheven was. In 1887 besloot men over de staat van beleg en de daarmede in vele opzichten overeenkomende staat van oorlog een artikel in de Grondwet op te nemen; immers bij de staat van oorlog en die van beleg wordt van verschillende grondwettelijke rechten en vrijheden afgeweken en daarom moeten, meende men, deze afwijkingen haar grondslag vinden in de Grondwet zelf. Art. 195 bepaalt thans, dat ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid door of vanwege den koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van beleg verklaard kan worden. De wet zal bepalen de wijze waarop en de gevallen waarin zulks geschieden kan en zal de gevolgen regelen. Bij die regeling — zo vervolgt de Grondwet — kan worden bepaald dat de grondwettelijke bevoegdheden van het burgerlijk gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten dele op het militair gezag overgaan, en dat de burgerlijke overheden aan de militaire ondergeschikt worden. Daarbij kan wijders afgeweken worden van de grondwettelijke voorschriften omtrent de drukpersvrijheid, het recht van vereniging en vergadering, de onschendbaarheid der woning en het briefgeheim. Voor het geval van oorlog kan ook worden afgeweken van de regel, dat niemand tegen zijn wil kan worden afgetrokken van den rechter, dien de wet hem toekent.

Dit Grondwetsartikel is nader uitgewerkt bij de wet van de 23ste Mei 1899 (Stbl. 128) laatst gewijzigd bij de wet van 30 Nov. 1939 (Stbl. 206). Volgens deze wet kan elk gedeelte van het grondgebied des Rijks bij koninklijk besluit in staat van oorlog of in staat van beleg worden verklaard: 1. wanneer oorlog of oorlogsgevaar ontstaan is; 2. wanneer binnenlandse onlusten de in- of uitwendige veiligheid van het Rijk of van een gedeelte daarvan in dringend gevaar brengen. Is ten gevolge van een vijandelijke inval of ten gevolge van binnenlandse onlusten de gemeenschap tussen een gedeelte van het grondgebied van het Rijk en de zetel der regering afgesneden, dan kan dat gedeelte geheel of gedeeltelijk door het militaire gezag vanwege den koning in staat van beleg worden verklaard; in dit geval is dus geen koninklijk besluit nodig. Behalve in het geval van een vijandelijke inval wordt na de verklaring in staat van oorlog of beleg onverwijld een voorstel aan de Staten-Generaal gedaan om het voortduren van die staat bij de wet te bepalen. Komt die wet niet tot stand, dan wordt hiervan onverwijld kennis gegeven aan het militair gezag, dat dit bericht onmiddellijk moet bekend maken. De staat van oorlog en beleg wordt dan als opgeheven beschouwd met de dag der bekendmaking van het bericht.

Het verschil tussen staat van oorlog en staat van beleg komt in hoofdzaak hierop neer, dat bij staat van beleg het militair gezag een grotere macht heeft dan bij staat van oorlog, zowel ten opzichte van het burgerlijk gezag, als tegenover de ingezetenen. En bij staat van oorlog èn bij staat van beleg oefent het militair gezag verschillende functies uit, die in gewone tijden aan het burgerlijk gezag toekomen, maar terwijl bij staat van oorlog het militair gezag verplicht is met het burgerlijk gezag overleg te plegen, is bij staat van beleg dit overleg niet voorgeschreven. Bij staat van oorlog legt de wet aan de besturen van en de ambtenaren in dienst bij provincies, gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders de verplichting op aan het militair gezag de inlichtingen te verschaffen, welke van hen verlangd worden en tot het verstrekken waarvan zij in staat zijn; bij staat van beleg zijn de burgerlijke besturen en de daarbij in dienst zijnde ambtenaren bovendien verplicht aan de bevelen van het militair gezag, gegeven overeenkomstig de bij koninklijk besluit vastgestelde instructies, te gehoorzamen. Zowel bij staat van oorlog als bij staat van beleg kan het militair gezag nieuwe politieverordeningen en waterschapskeuren vaststellen en bestaande wijzigen of schorsen, regelen vaststellen nopens de hulp, die de bevolking in de militaire werkzaamheden zal hebben te verlenen, wegen, wateren, terreinen en gebouwen in gebruik nemen, wanneer dit voor de uitoefening van de militaire dienst noodzakelijk is, de dienst der politie en der brandweer regelen of wijzigen en een geheime politie instellen om de handelingen van verdachte personen na te gaan en de pogingen tot verstandhouding met de vijand of het vormen van samenspanningen tijdig op te sporen en tegen te gaan. Bij staat van beleg geldt bovendien nog o.a. het volgende. Het militair gezag is bevoegd de toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van het in staat van beleg verklaarde grondgebied te regelen overeenkomstig de eisen der algemene veiligheid.

Behalve de volgens de Grondwet geoorloofde openbare godsdienstoefeningen worden, hetzij in de open lucht, hetzij in gebouwen of besloten plaatsen, geen openbare bijeenkomsten en geen optochten of bijeenkomsten tot oefening in de wapenhandel gehouden, dan met schriftelijke vergunning van het militair gezag. Elke vergadering, bijeenkomst of optocht gaat op de door of namens het militair gezag gedane vordering uiteen. Het militair gezag is bevoegd, schouwburgen, sociëteiten, koffiehuizen, tapperijen en andere lokalen, bestemd tot gezellig verkeer, alsmede fabrieken en werkplaatsen in het belang der openbare orde of veiligheid, voor kortere of langere tijd te sluiten; aan personen, wier aanwezigheid voor de rust en de algemene veiligheid wordt geacht gevaarlijk te zijn, het verblijf binnen het in staat van beleg verklaarde grondgebied te ontzeggen en hen daaruit te verwijderen of, indien de mogelijkheid daartoe niet bestaat, hen in bewaring te stellen; beperkende bepalingen vast te stellen omtrent het drukken, uitgeven, verspreiden, aanplakken of in de handel brengen van geschriften of tekeningen, of dit geheel te verbieden; de wettelijke bepalingen omtrent de post-, telegraafof telefoondienst te wijzigen, elk aan de post of de telegraaf toevertrouwd stuk in beslag te nemen en te openen en daarvan inzage te nemen. Aan nietmilitairen, die voor de verdediging nuttig werkzaam kunnen zijn, kan het verlaten van het in staat van beleg verklaarde grondgebied verboden worden en zelfs kunnen niet-militairen worden opgeroepen om deel uit te maken van de militaire macht. In de gedeelten van het grondgebied, die in staat van beleg zijn verklaard, bestaan een of meer temporaire krijgsraden. In geval van oorlog vervalt in gedeelten, welke in staat van beleg zijn verklaard, het recht van beroep en cassatie in burgerlijke strafzaken, wanneer de bij de wet aangewezen burgerlijke rechter van beroep en cassatie niet in staat is daarvan kennis te nemen.

Tijdens de in 1914 uitgebroken wereldoorlog zijn in Nederland verschillende grens- en kustgemeenten in staat van beleg en de zuidelijke provincies in staat van oorlog verklaard. Bij K.B. van i Sept. 1939 Stbl. 187 is het gehele grondgebied des Rijks verklaard in staat van oorlog te zijn, welke toestand door het K.B. van 6 Sept. 1939 Stbl. 505 verklaard werd voort te duren. Bij K.B. van 1 en 6 Nov. 1939 Stbl. 189 en 189A, van 17 Jan. 1940 Stbl. 180 en van 13 Apr. 1940 Stbl. 182, werden tal van gemeenten in staat van beleg verklaard, waarna die toestand voor het gehele Rijk werd afgekondigd bij K.B. van 19 Apr. 1940 Stbl. 183.

Formeel opgeheven op de wettelijke wijze is die regeling niet. Het was dan ook een betwist punt, of bij het eind van de bezetting de staat van beleg nog zou bestaan, dan of, door het ontbinden van het militaire apparaat, die, op dat apparaat steunende, rechtstoestand vanzelf vervallen was. Ook met het oog op die onzekerheid is daarom bij K.B. van ii Sept. 1943 Stbl. D 60, gewijzigd 22 Aug. 1944 Stbl. E 65, een tijdelijke bijzondere staat van beleg geregeld, die voor het bevrijde gebied kwam te gelden en na 6 maanden — later verlengd tot i Mrt 1946 — zou ophouden te werken. Dat had tegelijk het voordeel, dat men de bepalingen geheel kon inrichten naar de geldende buitengewone omstandigheden en bovendien rekening kon houden met wijzigingen, welke in de wet van 1899 door de militair-rechtelijke vereniging waren aanbevolen.

In dat K.B. werden aan het Militair Gezag zeer vérstrekkende bevoegdheden, (onder bevelen en toezicht van de regering) toegekend, die voor de overgangstijd na de oorlog noodzakelijk werden geacht. De bevoegdheid van de Kroon om dit onderwerp bij K.B. tijdelijk te regelen, berustte op noodrecht.

MR DR A. L. SCHOLTENS

Lit.: J. Q. Cleveringa, Staat van oorlog en beleg (1884); A. van Gennep, Staat van oorlog en staat van beleg f1888); H. van Wageningen, De regelgevende bevoegdheid van het militair gezag tijdens staat van oorlog en staat van beleg in Nederland en Koloniën (1916).

In BELGIË wordt de staat van beleg geregeld door de decreten van 8-10 Juli 1791 en 24 Dec. 1811. Op ii Oct. 1916 werd echter een besluitwet uitgevaardigd om aan de twijfelachtige uitlegging van die oude decreten te ontkomen en in de plaats daarvan een wel bepaalde wetgeving te stellen. Deze werd nochtans slechts ingevoerd voor de duur van de oorlogstijd (art. 2). Volgens de besluit-wet van 11 Oct. 1916 mocht de koning op gelijkluidend advies van de ministerraad, de staat van beleg uitroepen en opheffen. In dit Koninklijk Besluit werd het grondgebied aangewezen, waarop het toepasselijk was (art. 2). Wanneer de staat van beleg uitgeroepen is, mogen de politiemachten der burgerlijke overheid uitgeoefend worden door den minister van Oorlog.

Deze moet haar alleen maar zijn beslissing dienaangaande betekenen (art. 3). De militaire overheid wordt daarenboven bekleed met een zekere macht, die geen enkele burgerlijke overheid bezit in vredestijd, zo bijv. het recht om alle verdachte personen van een zekere plaats te verwijderen, om dag en nacht huiszoekingen te doen, om alle bijeenkomsten te verbieden, die aanleiding tot wanorde zouden kunnen geven, om de briefwisseling te onderzoeken, achter te houden en aan te slaan, enz. (art. 4).

Volgens sommige rechtsgeleerden (Errera), zou de staat van beleg slechts kunnen bestaan bij werkelijke bezetting van een deel van het grondgebied. Fictieve staat van beleg zou tegen de geest van de Grondwet zijn. Bij de inval der Duitsers in België, werd bij K.B. van 10 Mei 1940 de staat van beleg afgekondigd over gans het grondgebied van het koninkrijk. Hij is opgeheven sedert 25 Jan. 1946, krachtens Besluit van den Regent van 12 Dec. 1945.

< >