werd in 1918 onder het voorzitterschap van ds G. H.
Kersten te Middelburg opgericht. Aanvankelijk was zij zeer klein, maar al spoedig nam zij als interkerkelijke partij in groei toe. In 1953 bezat zij ongeveer 300 kiesverenigingen. Het Hoofdbestuur bestaat uit negen leden van onderscheidene kerkgenootschappen. Het voorzitterschap werd tot 1946 waargenomen door wijlen ds G. H. Kersten, sedert 1946 door ds P. Zandt, Ned. Herv. Predikant, wonende te Delft. In 1929 werd een partijbureau opgericht, thans gevestigd te ’s-Gravenhage.Reeds in 1922 werd een Kamerzetel verkregen, welke bezet werd door ds G. H. Kersten, destijds predikant bij de Geref. Gemeenten te Ierseke. In 1925 verwierf zij een tweede Kamerzetel, welke werd ingenomen door ds P. Zandt en in 1929 een derde zetel, waardoor ir C. N. van Dis zijn intrede in de Tweede Kamer deed.
Tijdens de bezetting in 1941 met alle partijen, behalve die van de N.S.B., opgeheven, werd zij na afloop daarvan weder opgericht en zag zij haar aantal kiesverenigingen en leden voortdurend stijgen.
Bij de verkiezingen van de leden der Tweede Kamer in 1946, 1948 en 1952 verwierf zij weder twee leden en wel ds P. Zandt en ir G. N. van Dis.
Betrekkelijk kort na haar oprichting nam zij ook deel aan de verkiezingen voor de Provinciale Staten en Gemeenteraden. In onderscheidene provincies nl. Zeeland, Zuid-Holland, Gelderland, Utrecht en Overijsel werden er van haar candidaten tot Statenleden gekozen, terwijl haar aantal Raadsleden steeds toenam.
Opgericht als een beslist Protestants-Christelijke partij, die uit de beginselen der Reformatie wenst te leven, kwam zij gedurende heel haar bestaan op voor de Protestantse belangen. Deswege was zij krachtens beginsel een besliste tegenstandster van de coalitie der bestaande Protestants-Christelijke partijen met de Rooms-Katholieke Staatspartij en dienden hare Kamerleden in Nov. 1925 bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken een amendement in, hetwelk ten doel had het gezantschap bij het Vaticaan af te schaffen. Dit amendement werd door de toenmalige Kamer aangenomen, hetgeen tot gevolg had, dat genoemd gezantschap afgeschaft en de te voren vermelde coalitie verbroken werd.
Krachtens haar beginselen kan de S.G.P. zich al evenmin verenigen met de partijen, welker beginselen voortspruiten uit humanistische en révolutionnaire levensopvattingen, hetgeen o.m. daarin tot uiting komt, dat haar afgevaardigden in de Tweede Kamer zich steeds tegen het toelaten van de publieke ongeloofs- en révolutionnaire propaganda hebben gekeerd en bij de Regering steeds bepleit hebben, dat deze propaganda verboden diende te worden.
Heel het optreden der S.G.P. wordt gekenmerkt door het feit, dat zij in tegenstelling met de andere Protestants-Christelijke partijen het onverminkte artikel 36 der aloude Ned. Geref. Geloofsbelijdenis tot uitgangspunt van het Regeringsbeleid wenst gesteld te zien en dientengevolge overheid en onderdanen oproept tot terugkeer tot Gods Woord en Wet. Uit die oorzaak is zij o.m. ook steeds opgekomen voor de heiliging van en de rust op de Zondag en stelt zij zich tegen de dwangverzekeringswetgeving.
Op economisch terrein komt zij op voor bevrijding van het Staatssocialisme met de daaraan verbonden veelvuldige overheidsbemoeiingen en dwangbepalingen.
IR C. N. VAN DIS.