is een stroming in het sociaal-ethisch denken, die zowel aan humanistische als aan R.-Katholieke en Protestantse zijde haar oorsprong heeft. Het keert zich principieel tegen de klassenstrijd en stelt als zedelijke eis de samenwerking van alle leden ener gemeenschap tot het gemeenschappelijk welzijn.
Het gaat daarbij uit van een organische maatschappij-opvatting, die aan ieder lid een zinvolle plaats in het geheel geeft en hem als zodanig plichten en rechten toekent. Een revolutionnaire ommekeer, waarbij de heersende klasse wordt onttroond ten behoeve van de tot dan toe onderliggende wordt door het solidarisme verworpen. Het neemt hiermede afstand van het doctrinaire socialisme, anderzijds keert het zich tegen het ongebreidelde liberalisme en individualisme.Het humanistisch getinte solidarisme werd in Frankrijk o.m. voorgestaan door Léon Bourgeois, die als radicaal-socialist poogde een brug te slaan tussen het economisch liberalisme enerzijds en het doctrinaire socialisme anderzijds. Hoewel theoretisch niet zeer sterk gefundeerd en sterk gecritiseerd, heeft zijn leer niettemin in het zeer individualistische Frankrijk invloed gehad bij de totstandkoming van de sociale bedrijfswetten, progressieve belastingheffing en sociale verzekering. In Duitsland werkten economen als Rodbertus en Adolf Wagner in gelijke geest.
Het religieus gefundeerde solidarisme had als Katholieke theoreticus de Jezuïet Heinrich Pesch, die op de basis van het Katholieke ethisch denken een zellstandig en afgerond theoretisch-economisch systeem uitwerkte, dat het midden hield tussen socialistische en liberalistische economie. Hij stelt uiteraard het ethisch-religieus beginsel primair en definieert het economisch leven als een systeem van materiële middelen tot morele doeleinden. In Protestantse kringen was vooral Ad. von Harnack een woordvoerder van het solidarisme.
In de ontwikkeling van de Christelijke vakbeweging, zowel als bij de totstandkoming van bedrijfsraden en bij de paritaire vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers in sociaal-economische lichamen speelden de solidaristische ideeën, gericht op verzoening der klassen-tegenstellingen en de wederzijdse erkenning van rechten en plichten mede een rol, m.n. ook in Nederland.
Lit.: L. Bourgeois, Essai d’une philosophie de la solidarité (1902); H. Lechtape, Der christl. Solidarismus, dargestellt nach H. Pesch (1922) (zie ook lit. b. H.
Pesch); Th. Brauer, art. Solidarismus in Handw. der Staatswissensch. (7de dl, 1926); Knoll, Der soziale Gedanke im modernen Katholizismus (1932).