Vlaams schrijver (Bladel, Noord-Brabant, 22 Nov. 1812 - Turnhout 9 Apr. 1888), promoveerde te Leuven in de geneeskunde (1838) en vestigde zich te Turnhout. Hij schreef Kempische dorpsromans en -novellen in de conservatieve trant van Conscience, doch minder idealiserend.
Nuchterder en bezadigder dan zijn grote tijdgenoot, was hij onbekwaam om het gebrek aan psychologische uitdieping door gevoel en stemming te vergoeden. Zijn beste werken dateren uit zijn eerste periode (De meesterknecht, Antwerpen 1855; De lelie van ‘t gehucht, Amsterdam 1860). De moraliserende tendens die men daar reeds aantreft, overwoekert de verhalen die hij na 1870 in de jaren van de schoolstrijd schreef.DR R. F. LISSENS
Bibl.: De hut van Wartje Nulph (Antwerpen 1853); Dorpsverhalen (ibid. 1854); Amanda (ibid. 1856); Doctor Marcus (Turnhout 1858); Op de grenzen (ibid. 1861); Brecht Brakels (ibid. 1861); Het paradijs (Antwerpen 1866); De gouden Willem (ibid. 1866); Het wonder van Saint-Hubert (’s-Hertogenbosch 1867); Op de pijnbank (Antwerpen 1867); Narda (’s-Hertogenbosch 1869); De Geuzen in de Kempen (Turnhout 1875); De goochelaar (Gent 1875); De scheerslijper (Turnhout 1881); Novellen uit de Acht Zaligheden (ibid. 1883); Bij de boeren (ibid. 1884); Zonder God (ibid. 1885).
Lit.: Aug. Snieders, Levensschets van J. R. S. in Jaarb. Kon. VI.
Acad. 1889; Gedenkboek gewijd aan Dr J. R. S. (Turnhout 1931); R. Sterkens, De letterkunde in de Antwerpsche Kempen van 1830 tot 1900 (Turnhout 1935).