Nederlands architect (Majong, Java, 5 Nov. 1884 - ’s-Gravenhage 3 Dec. 1946) was, na zijn opleiding aan de Technische Hogeschool, werkzaam bij Springer, Hanrath en bij prof. van der Steur (voor de bouw van het Vredespaleis). In 1909 won hij de Prix-de-Rome en maakte daarop studiereizen naar Duitsland, Skandinavië, Frankrijk, Italië, Griekenland en Egypte (tot 1912).
Hij behaalde in 1924 de doctorstitel aan de Technische Hogeschool te Delft en werd daar hoogleraar in 1926. Van zijn architectonisch werk is te noemen: woningbouw in Amsterdam (1920 en 1923), landhuizen bij Hattem (1915), Maartensdijk (1926) en Nijkerk, de Oranjekerk (1923) en scholen aan het Domplein (1924) te Utrecht, het landhuis „Oud-Bussum” (1932), het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling te New York (1939) en verschillende interieurs. Voorts restauraties: de Domkerk te Utrecht (1919-1939), het kasteel de Wiersse bij Vorden en de Comeniuskapel te Naarden.Bibl.: Bouwk. der Ned. renaissance in Denemarken (Amsterdam 1924); Amsterdamsche huizen (Amsterdam 1928); De paleizen van Frederik Hendrik (Leiden 1946); Amerongen, de architectuur, in: A. W. J. Mulder, Het kasteel Amerongen en zijn bewoners (Maastricht 1949); Voorts verschillende tijdschriftartikelen, w.o. over Deense en Zweedse bouwkunst in: Wendingen 1927.