is in zijn eenvoudigste vorm een zwaar lichaam, aan een draad opgehangen. Beschouwt men de draad als zonder gewicht en het lichaam als een enkel massadeeltje, dan heeft men een enkelvoudige of mathematische slinger.
Verwijdert men de slinger uit zijn verticale stand, om die vervolgens los te laten, dan keert hij door de werking der zwaartekracht met een toenemende snelheid tot die stand terug, doch gaat door de evenwichtsstand heen en verwijdert zich met telkens afnemende snelheid van de evenwichtsstand, tot hij, in rust gekomen, door de zwaartekracht genoodzaakt wordt de boog in tegengestelde zin te doorlopen en dan om die evenwichtsstand te schommelen.De hoek tussen de lijnen, die de uiterste standen van de slinger aangeven, is de wijdte der schommeling, de slingerwijdte of amplitudo. Bij het voortduren der schommelingen wordt door de weerstand der lucht en de wrijving in het ophangpunt de amplitudo allengs kleiner, totdat de slinger tot zijn oorspronkelijke verticale stand en in de toestand van rust is teruggekeerd. Bij een kleine amplitudo is de duur dier schommelingen onafhankelijk van de grootte der amplitudo en dat merkwaardig verschijnsel, door Galilei ontdekt, noemt men: de wet van het isochronisme der slingerschommelingen. Ook blijkt de slingertijd onafhankelijk te zijn van de massa van de slinger, zodat de duur der schommelingen (zo deze klein zijn) op dezelfde plaats alleen bepaald wordt door de lengte van de slinger. Bij slingers van verschillende lengte staan de slingertijden (de tijden voor de schommelingen van elk der slingers vereist) tot elkander als de vierkantswortels uit de lengten der slingers. Is dus de verhouding van deze laatste als 1, 4, 9, dan zal die der schommelingen zijn als 1, 2, 3.
De mathematische slinger is een denkbeeldig werktuig. De physische, materiële of samengestelde slinger bestaat gewoonlijk uit een stang, van boven zodanig opgehangen, dat zij zich met de minst mogelijke wrijving bewegen kan en van onder voorzien van een lensvormig lichaam. Daar ieder deeltje van zulk een slinger zich des te sneller zoekt te bewegen, naarmate het zich dichter bij het ophangpunt bevindt, en alle deeltjes toch genoodzaakt zijn door hun onderling verband gelijktijdige schommelingen te volbrengen, zo wordt de beweging der deeltjes nabij het ophangpunt vertraagd en die der verder afgelegene bespoedigd. Het punt, waar geen vertraging of versnelling plaatsheeft, noemt men het slingerpunt, en zijn afstand van het ophangpunt de ware lengte van de slinger. Deze geeft de lengte van die mathematische slinger aan, die dezelfde slingertijd heeft als de gegeven physische slinger. Voor de physische slinger gelden, als men onder de lengte de ware lengte verstaat, dezelfde slingerwetten als voor de mathematische.
Verwisselt men bij een slinger het ophangpunt met het slingerpunt, dan blijft de slingertijd onveranderd. Daardoor kan men de eigenlijke lengte van de slinger gemakkelijk bepalen: men bedient zich daartoe van de reversieslinger.
Reeds door Christiaan Huyghens werd voorgesteld de lengte van de secondeslinger, weinig verschillend van één meter, tot eenheid van lengtemaat te nemen. Dat voorstel werd in Engeland enigermate aangenomen, daar men hier de betrekking vaststelde van de yard (Engelse el) tot de lengte van de secondeslinger te Londen; doch anderen verwierpen dit, omdat men daarbij een vreemd element, nl. de tijd, in rekening moest brengen.
De slingertijd 𝒯 van een slinger wordt bepaald door de formule
𝒯 = 𝜋 √(l/g) , waarin l de lengte van de slinger, g de versnelling (acceleratie) der zwaartekracht (in Nederland 9,8124) en 𝜋 de verhouding van omtrek en middellijn van de cirkel (3,14159) aanduidt.
De versnelling der zwaartekracht (de maat voor de aantrekkingskracht der aarde) kan men uit de vrije val, wegens de grote snelheid van een vrij vallend lichaam, niet nauwkeurig bepalen; maar kent men de lengte van de slinger, wordt 𝒯 gemeten, dan is g met grote nauwkeurigheid uit bovenvermelde formule te berekenen. De lengte van de secondeslinger is verschillend op verschillende plaatsen der aarde wegens de meerdere of mindere afstand van haar middelpunt; wegens de middelpuntvliedende kracht en de afplatting van onze planeet neemt zij van de evenaar naar de polen langzamerhand toe. De acceleratie van het vrijvallend lichaam bedraagt aan de pool 9,8309, op 45° breedte 9,8055 en op de evenaar 9,7801 m. Men kan daardoor het bedrag der afplatting berekenen. Een schommelende slinger blijft volgens de wet der traagheid in zijn slingervlak, ook bij de omwenteling der aarde, en daarop berust de beroemde slingerproef van Foucault, die daardoor de draaiing van de aarde direct aanschouwelijk voorstelde.
Huygens gebruikte de slinger het eerst bij uurwerken, om de door een gewicht of een veer in het leven geroepen beweging van het raderwerk na gelijke tijdsintervallen te remmen en daardoor de anders optredende onregelmatige gang in een regelmatige te veranderen. Daar de slingertijd van een slinger, als deze langer wordt, groter wordt, moet een van een gewone slinger voorzien uurwerk bij hogere temperatuur te langzaam, bij lagere temperatuur te snel gaan. Bij de compensatieslinger wordt deze werking der warmte opgeheven (gecompenseerd), doordat de kortere maar sterker uitzettende zinkstangen Z (zie de fig.) het slingerlichaam even ver naar boven trekken als het door de langere, maar minder sterk uitzettende ijzeren stangen S1 en S2 naar beneden wordt geschoven.
Geeft men het lichaam van een enkelvoudige slinger, als hij de grootste uitwijking heeft, een geschikte stoot loodrecht op het slingervlak, dan beschrijft het lichaam van nu af met eenparige snelheid een cirkel om de evenwichtsstand en wordt dan conische of centrifugaalslinger genoemd. Bij de cycloïdeslinger wordt het slingerpunt gedwongen, zich langs een cycloïde te bewegen; hierbij is de slingertijd geheel onafhankelijk van de amplitudo, ook bij grote amplitudo.