(Russ. Slawjanofilsjtwo) heette in het 19de-eeuwse Rusland een conservatief idealistisch nationalisme, dat zich keerde tegen de opvatting der Zapadniki („Westerlingen”), die meenden dat Rusland in zijn beschaving de weg van Europa moest volgen.
De Slavofielen, sterk beïnvloed door de wijsbegeerte der Romantiek, speciaal die van Schelling, stelden tegenover het volgens hen aan Europa inhaerente rationalisme de waarheid van het Orthodoxe geloof; tegenover individualisme en gewelddadigheid in de Europese staat en maatschappij de geest van broederschap die vanouds aan de Russische samenleving eigen zou zijn geweest. Zij verwierpen de Westerse hervormingen van Peter de Grote en wilden een terugkeer tot de Oudrussische beginselen, die volgens hen in de Orthodoxe kerk en in de Russische boerengemeente nog voortleefden. Zij zagen Rusland door zijn ware geest van Christelijke broederschap geroepen het zieke Westen te genezen. De belangrijkste Slavofiele denkers waren Iwan Kirejewskij, Chomjakow en Konstantin Aksakow. De latere Slavofielen, onder wie vooral Konstantins jongere broeder Iwan Aksakow, neigden naar een politiek nationalisme, panrussisme en panslavisme; hun conservatisme werd van idealistisch meer en meer reactionnair. Slavofiele invloeden zijn evenwel ook te vinden bij Dostojewskij en bij een moderne Russische wijsgeer als Berdjajew.
PROF. DR TH. J. G. LOCHER
Lit.: T. G. Masaryk, Russland und Europa, Zur russ. Geschichts- und Religionsphilosophie, I (1913); Th. J. G.
Locher, Rusland en het Westen in de ogen der oudere Slavophilen, in: Hist. opst. aangeb. aan J. Huizinga op 7 Dec. 1942 door het Historisch Gezelschap te ’s-Gravenhage (1948), blz. 178-209; Alex. von Schelting, Russland und Europa im russischen Geschichtsdenken (1948).