Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Slag in de javazee

betekenis & definitie

27 Febr. 1942, was het voornaamste Nederlandse wapenfeit in Wereldoorlog II.

Om zijn politieke en economische gevolgen is dit zeegevecht in oude stijl voor Nederland van vérstrekkende betekenis geworden. De slag werd een geduchte nederlaag, maar erger was de val van Java en de capitulatie van Nederlandsch-Indië, welke op die nederlaag moesten volgen. Zij kostte Nederland niet alleen een stem van gezag in de bondgenootschappelijke raadkamer, maar leidde rechtstreeks tot de revolutie van 17 Aug. 1945 en zo tot de afbraak van het Nederlands Gemenebest in drie werelddelen. Dit werd door verschillende militaire leiders voorzien en verklaart waarom de zwakke Nederlandse zeemacht de slag tot het uiterste heeft doorgezet. Voor de Geallieerden was de verdediging van dit gebied geen levensbelang, maar slechts een phase in de langdurige uitputtingsoorlog tegen de vijand.

Ook van het standpunt der Japanners was verovering van Java meer dan een schakel in een militaire campagne. Het rijke, verlokkende eiland had sinds lang hun begeren gewekt, terwijl het nieuws van zijn „bevrijding” als een stimulerende oorlogskreet door geheel Azië zou weerklinken. Materiële en ideologische winst dus, die het strategisch voordeel nog verre overtrof. Om die reden werden geen risico’s genomen en de aanval werd pas gewaagd toen sterke posities en een grote overmacht succes verzekerden.

A. JAPANSE STRIJDKRACHTEN

Het 16de Leger onder leiding van generaal Imamoera werd verscheept door een speciaal samengestelde Java-invasievloot onder vice-admiraal Kondo. Haar disposities waren:

1. Zuidelijke slagvloot (Kondo zelf), sterk 4 slagschepen, 4 vliegkampschepen, en veel lichter materieel op 25 Febr. van Celebes naar een kruispost Z. van Java en de Kleine Soenda-eilanden om het doorbreken van versterkingen te beletten en later evacuerende schepen op te vangen.
2. Aanvalsvloot (vice-adm. Takahashi), 1 vliegkampschip, 13 kruisers, 45 torpedojagers, 97 transportschepen enz., langs verschillende wegen naar noordkust Java, verdeeld in 5 groepen, nl. a. Vlagge-eskader; b. en c. Westelijke aanvals- en ondersteuningsgroep, 24 Febr. bij Anambas-eilanden (W. van Borneo), bestemd voor W.-Java; d. en e. Oostelijke idem (O.A.G. en 0.0.G. schout-bij-nacht Nishimoera en Takagi), 23 en 26 Febr. resp. bij Balikpapan en Str. Laoet, bestemming O.-Java.
3. Elfde Marineluchtvloot, basis Kendari en Bandjermasin, om de zuidelijke slagvloot te assisteren bij de blokkade en voorts de luchtheerschappij te verzekeren boven de Javazee en de landingsplaatsen.
B. MAATREGELEN DER GEALLIEERDEN

In voorafgaande acties en door ongelukken waren aan hun Striking Force niet minder dan 3 kruisers en 13 torpedojagers ontvallen. Over bleven:

1. Oostelijke Striking Force (O.S.F.) onder schout-bij-nacht Doorman, 3 kruisers en 6 torpedojagers voor Oost-Java.
2. Westelijke Striking Force (W.S.F.), sterk 5 kruisers en 6 torpedojagers ter bescherming van W.-Java.
3. Enige vliegboten voor verkenning en een 6-tal onderzeeboten, op kruisposten in de Javazee.

Waar deze sterkte klaarblijkelijk geheel onvoldoende was om de Japanse invasie in haar geheel te keren, kon slechts gedeeltelijk succes worden verhoopt. Dit vereiste een snelle, verrassende concentratie van de gehele geallieerde macht tegen een der beide aanvalsgroepen, om deze een vernietigende slag toe te brengen.

C. STRATEGISCHE MANOEUVRE

De 24ste Febr. meldden verkenningsberichten een vijandelijke transportvloot met krachtige bescherming, die via Straat Makassar om de Zuid voer en Java bij dagworden op 27 Febr. kon bereiken. Op 25 Febr. landde een kleine Japanse groep op het eiland Bawean, 85 mijl N. van Soerabaja. Vice-admiraal Helfrich, sedert 14 Febr. Geallieerd Bevelhebber, zond aanstonds 2 kruisers en 3 jagers van de W.S.F. naar de O.S.F., die N. van Madoera kruiste. Toen de vijand daarna op 26 Febr. ook bij Bangka gemeld werd, kon de verzwakte W.S.F. weinig tegen hem uitrichten. Na een tweetal verkenningstochten zonder gevolg, werd zij op Britse aandrang de 27ste Febr. via Straat Soenda naar Colombo gezonden en nam aan de strijd verder geen deel.

Niet veel beter was de toestand van de O.S.F., die op Soerabaja steunde. Zware luchtaanvallen op die basis dwongen de vloot overdag in zee te blijven, hoewel juist een nachtactie de beste kansen beloofde. Die 26ste Febr. werd ook ’s vijands oostelijke groep verkend, 180 mijl N.O. van Soerabaja op W.Z.W. koers. Op bevel van Helfrich koos Doorman bij donker worden zee. Verstoken van luchtverkenning en verwachtende dat de vijand nog in de nanacht de landingsplaatsen zou bereiken, bleef de O.S.F. op de noordkust van Java kruisen, vergeefs uitziende naar de tegenstander. Na dagworden bleef hij onafgebroken in contact met vijandelijke vliegtuigen en geheel verstoken van eigen luchtverkenning, die niet door het Japanse afweerscherm heen kon dringen.

Uitputting van zijn bemanning en gebrek aan brandstof dwongen Doorman in de namiddag naar binnen te lopen. Tot rusten kwam het echter niet, want tussen 13.40 en 13.50 waren eindelijk gegevens over de vijand verkregen, die zich, verdeeld in drie groepen, nog steeds op 100 à 200 mijl, nu N.N.W. van Soerabaja, bevond. Dit bericht bereikte de bevelhebber te 14.27 en deed hem dadelijk rechtsomkeert maken; te 15 uur bevond de O.S.F. zich weer in zee, koers N.W., vaart 20, later 25 mijl. Al spoedig werd een Japans vliegtuig verkend, weldra door andere gevolgd, waartegen Doorman vergeefs de hulp van eigen vliegtuigen inriep. Rook werd waargenomen in noordelijke richting en te 16.12 kwamen de eerste vijandelijke schepen boven de kim op 2 streken over stuurboord. Het was het escorte van Nishimoera’s O.A.G., dat zich te rechter tijd tussen zijn transportvloot en de tegenpartij had kunnen plaatsen. Bij hem sloot zich Takagi aan met de O.O.G., terwijl de transportschepen om de West beveiliging zochten.

D. DE TEGENSTANDERS

Het geallieerde eskader dat te 15.30 zijn gevechtsformatie innam, bestond uit de zware kruisers Houston (V.S.) en Exeter (Br.), de lichte kruisers De Ruyter (Ned.), vlaggeschip, Java (Ned.), Perth (Austr.) en de torpedojagers Encounter, Electra, Jupiter (Br.), Witte de With, Kortenaer (Ned.), Edwards, Alden, Ford en Paul Jones (V.S.), totaal 14 schepen, met 12 stukken van 20 cm en 25 van 15 cm als hoofdbatterij. Op papier scheen deze macht van omstreeks gelijke sterkte als het Japanse eskader, waartoe de zware kruisers Nachi en Hagoero, de lichte kruisers Naka en Jintsoe en 14 torpedojagers behoorden, dus 18 schepen totaal, voerende o.m. 20 kanons van 20 cm en 14 van ca 14 cm. In feite echter lagen de voordelen in elk opzicht bij de vijand. De Japanse vloot was op haar hoogtepunt, wel geoefend en gecoördineerd, uitstekend geëquipeerd en vol zelfvertrouwen na de ongehoorde reeks overwinningen, in zo korte tijd behaald. Zij had het initiatief met alle voordelen van een nauwkeurig tijdschema, uitgeruste bemanningen, volle brandstoftanks en een absoluut overwicht in de lucht. De O.S.F. daarentegen, een onsamenhangende groep schepen van 4 verschillende naties, deels verouderd, beschadigd of in slechte staat, met vermoeide bemanningen, tekort aan brandstof, zonder vliegtuighulp, miste een gemeenschappelijke doctrine, uitgewerkt gevechtsplan, training en seinverbinding.

Dit liet alleen de eenvoudigste formaties en manoeuvres toe, tegenover de grote tactische beweeglijkheid der Japanners. Enkele voorafgaande conferenties van Doorman en zijn commandanten konden dat gemis niet verhelpen. Ten slotte raakten, door de plotselinge terugkeer naar zee met grote vaart, de meeste jagers in de achterhoede en zagen vooreerst geen kans hun normale post aan de kop van de linie in de vuurlijn in te nemen. Gebrek aan luchtverkenning dwong Doorman bovendien zijn voorste (Britse) jagers in een verkenningsschema uit te leggen. Zo ontstond de wat vreemde formatie waar tegenover de Japanse admiraal een voordeliger opstelling kon kiezen, met de Nachi en Hagoero in kiellinie en op enige afstand de groepen Naka en Jintsoe, elk met 7 jagers.

E. HET DAGGEVECHT

Doorman trachtte zijn koers 315° voorshands vol te houden, om dichter bij het convooi te komen en zijn middelbaar geschut, waarin hij sterker was, in actie te brengen. Al spoedig echter moest de O.S.F. om de West afdraaien om niet geënfileerd te worden of onder bereik te raken van het overmachtige Japanse torpedowapen. Te 16.21 reeds stuurde hij 20° uit en kort daarop tot 248°, vrijwel evenwijdig aan de vijand, op 23 000 m van de Naka. Na vuuropenen werden de Britse jagers naar de vuurlijn gedreven, waar nu ook de Amerikaanse jagers post vatten. Veel effect had het schieten nog niet. al kreeg de De Ruyter te 16.31 een treffer, die echter niet ontplofte. Te 16.35 draaide Doorman opnieuw toe, hetgeen Takagi beantwoordde met een jageraanval, gevolgd door het leggen van een rookscherm om het geallieerde vuur te hinderen.

Van de 43 afgevuurde torpedo’s trof geen enkele doel. Deze voorzichtige Japanse tactiek veranderde echter toen de groep Jintsoe te 17.00 het eigen convooi in zicht liep. Om de O.S.F. af te dringen, draaide zij op voor een korte-afstandlancering, die te 17.07 loskwam, juist toen een granaat van de Hagoero de Exeter trof. Het schip moest vaart verminderen en week naar BB uit. Nu wreekte zich het gebrek aan doctrine en communicatie; alleen het vlaggeschip hield koers en de overige schepen draaiden mee met de Exeter, dwars op de torpedobanen. Sommige commandanten dachten met onderzeeboottorpedo’s te doen te hebben, wat de confusie nog vergrootte.

De overige, Japanse, schepen maakten daarvan gebruik om eveneens te lanceren. Van de 68 torpedo’s trof er één doel: de Kortenaer brak te 17.15 in tweeën en zonk snel. Onderwijl legde de Perth een rookscherm tussen de Exeter en de aanstormende vijand. Direct greep Doorman in, bracht zijn vlaggeschip op tegenkoers en beval de jagers een tegenaanval te doen op de Jintsoe-groep, om de Exeter te dekken. Na een verward gevecht in de nevel werden de Japanners teruggedreven, waarbij de Electra verloren ging.

De Witte de With, die met succes aan deze strijd had deelgenomen, kreeg opdracht de Exeter naar Soerabaja te geleiden, terwijl Doorman met zijn bekend sein „Follow me”, de kruisers op oostelijke koers in kiellinie verzamelde, gevolgd door de Japanners. Het geschutduel werd weldra hervat tot Takagi de pas ontstoken vuurtoren van Soerabaja in zicht liep. Bevreesd voor mijnen en onderzeeboten, en van mening dat zijn convooi voorlopig veilig was, draaide hij te 17.50 af onder het doen van een nieuwe torpedo-aanval. Doorman ontweek deze door koersverandering en een tegenaanval der Amerikaanse jagers. Door de grote afstanden werden geen treffers behaald en weldra raakten de partijen uit elkanders zicht. Strategisch gezien had de Japanner voorlopig zijn doel bereikt: bescherming van de transportvloot, zij het ten koste van enige vertraging. Ook tactisch was hij in het voordeel; aan geallieerde zijde waren een kruiser en 3 jagers uitgevallen, tegenover één zwaar beschadigde jager bij de vijand.

F. HET NACHTGEVECHT

Ondertussen was het Japanse convooi tot ca 50 mijl W.Z.W. van Bawean gevorderd. In de verwachting, dat Doorman ’s nachts een nieuwe poging zou doen, posteerde Takagi de groep Naka Z. daarvan en kruiste met zijn overige schepen op de vermoedelijke aanvalskoers van de O.S.F. Doorman, nog steeds zonder inlichtingen, ging te 18.40 N.W. op, waar hij terecht zijn prooi vermoedde; de Britse jagers weer in een verkenningsscherm aan de kop. Op deze koers zou hij achter Takagi om zijn gelopen, recht in het convooi. Helaas stuurde hij weldra meer noordwaarts, vermoedelijk op een vertraagd verkenningsbericht. Zo stiet hij te 19.27 op de O.O.G., op 21 000 meter afstand.

Na een kort geschutgevecht, waarbij vijandelijke vliegtuigen hem met parachutelichten beschenen, draaide Doorman te 19.36 af met gelijktijdige koersverandering, toen een aantal flikkeringen op de Japanse schepen het lanceren van torpedo’s deed vermoeden. In een laatste, tragische poging om Takagi af te schudden, stuurde hij verder O., toen Z. en daarna West onder de Javawal, om ten slotte in noordelijke koers het convooi weer op te zoeken. De Amerikaanse jagers konden door gebrek aan brandstof en torpedo’s deze tocht niet meer meemaken en vertrokken naar Soerabaja. Te 21.25 zonk de Jupiter ten gevolge van een explosie. Amerikaanse en Britse gegevens melden dat zij op een Nederlandse mijn liep. Volgens eigen gegevens is dit zeer onwaarschijnlijk, zo niet uitgesloten.

Zonder gegevens over de vijand en zelf voortdurend door Japanse vliegtuigen gevolgd, met slechts één enkele jager (de Encounter) voor verkenning en bescherming, zette Doorman onverschrokken de wanhopige onderneming door. Het einde zou nu spoedig komen. Te 22.00 stiet men op de overlevenden van de Kortenaer, die door de Encounter werden opgepikt en naar Soerabaja vervoerd. De kruisers vervolgden koers, die hen te 23.00 opnieuw tegenover de Nachi en Hagoero bracht. Na een lopend artilleriegevecht op ca 7000 m lanceerden de Japanners te 23.20 opnieuw torpedo’s. Hoewel Doorman direct liet afdraaien, werden de Java en de De Ruyter getroffen.

De eerste zonk spoedig en ook het vlaggeschip ging weldra in vlammen op en moest worden verlaten. Slechts weinig overlevenden werden gered; Doorman ging met zijn gehele staf ten onder. Ingevolge zijn vroegere bevelen verlieten de Perth en Houston met hoge vaart het gevechtsterrein en bereikten de volgende dag Tandjong Priok. Takagi trachtte vergeefs hen te volgen; na dagworden waagde hij nog steeds niet met het convooi door te stoten, doch hield het gaande buiten zicht van de Javawal. Eerst in de nacht van 28 Febr. op 1 Mrt had de landing plaats. Het hospitaalschip Op ten Noort, dat te hulp was gesneld, werd door de Japanners opgebracht zonder zijn missie te hebben kunnen volbrengen.

G. GEVOLGEN

Het afbreken van de strijd betekende voor de ontsnapte schepen slechts uitstel van executie. Bij een uitbreekpoging de volgende nacht gingen de Perth en Houston met de torpedojager Evertsen in Straat Soenda ten onder. De beide kruisers brachten onderweg nog schade toe aan de in de Bantambaai geankerde westelijke transportvloot.

Hetzelfde lot trof de Exeter en de jagers Encounter en Pope onder de Borneowal. De Witte de With ging tijdens een bomaanval op Soerabaja verloren. Slechts de vier overgebleven Amerikaanse jagers wisten door Straat Bali te ontsnappen en bereikten Fremantle op 4 Mrt. Zo eindigde de slag in de Javazee uit militair-technisch oogpunt in een volkomen nederlaag; ten koste van 5 kruisers en 4 torpedojagers had men de landing juist 24 uur vertraagd en dit had op de loop der verdere oorlogvoering vrijwel geen invloed. Merkwaardig en tegen alle verwachting in waren de lange duur van het gevecht (ruim 7 uur) en de ondergeschikte rol van het luchtwapen. Uit moreel oogpunt was het gebeurde van groot belang, vooral voor de Nederlandse Marine die in anderhalve eeuw geen zeestrijd van enige omvang had gevoerd; de moed en de plichtsbetrachting van haar personeel, onder zo ongunstige omstandigheden, bleken nog altijd boven lof verheven. De hoop, dat het gebrachte offer de verbondenheid van Nederland en Indië zou versterken, heeft zich echter niet verwezenlijkt; uit dit oogpunt bezien is de slag in de Javazee slechts een episode in een verloren campagne.

Lit.: Gegevens van de Historische Sectie-Marinestaf; Morison, Hist. of Naval Operations in World War II, dl III (1948), Battle Summary no 28: Battle of the Java Sea; Tactical, Torpedo and Staff Duties Division: Historical Section 1945-Admiralty (London); G. E. L. Helfrich, Mémoires (Amsterdam 1950).

< >