naam van enige Osmaanse sultans.
Selîm I, Iawoez („de barse”) (1467- Tsjorli 21 Sept. 1520; regeerde van 1512-1520), stiet 24 Apr. 1512 zijn vader Bajezîd II van de troon, ruimde daarop 5 neven en 2 broeders uit de weg en regeerde met grote energie. In zijn strijd tegen de van Perzië uit opkomende Sji’ietische beweging zou hij in Klein-Azië 40.000 Sji’ieten hebben laten doden. Hij overwon bij Tsjaldirân in 1514 de sjâh van Perzië, veroverde Koerdistan en Mesopotamië, in 1516 Syrië, in 1517 Egypte, waar hij de macht der Mamelukken vernietigde, en onderwierp Mekka. Onder hem begint de enorme territoriale machtsuitbreiding van het Osmaanse Rijk, maar de traditie, dat aan hem als eerste Turkse sultan de kaliefstitel zou zijn overgedragen door de ‘Abbâsiedische schijnkalief in Egypte, is onhistorisch. Hij was een vriend van dichters en geleerden.
Selîm II (1524 - 12 Dec. 1574; regeerde van 1566-1574). Hij was een kleinzoon van de vorige, kwam na de dood zijns vaders Suleimân I aan het bewind en was de eerste sultan, die zich tot de weelderige vermaken van de harem bepaalde en het opperbevel over het leger en het beheer des rijks overliet aan de groot-vizier. Deze was tijdens zijn regering de bekende Mehmed Sokolli. Zijn eerste vrouw, de in 1537 door Chair ed-dîn Barbarossa geroofde Venetiaanse Cecilia Venier, schonk hem zijn opvolger Moerâd III. Onder zijn regering werd in 1570 Jemen, in 1571 het eiland Cyprus en in 1573 Tunis door de Turken veroverd. In de beroemde slag van Lepanto (7 Oct. 1571) werd de Turkse vloot voor het eerst verslagen door een Spaans-Venetiaanse vloot.
Selîm III (1761 -28 Juli 1808; regeerde van 1789-1807), was een zoon van Moestafâ III. Hij stelde zich de hervorming van het Osmaanse Rijk tot taak. Toen hij 7 Apr. 1789 zijn broeder ‘Abdoel Hamîd I op de troon verving, namen oproerige bewegingen in het binnenland al zijn tijd in beslag. In 1792 was hij genoodzaakt met Rusland de nadelige Vrede van Jassy te sluiten en door de inval van Bonaparte in Egypte (1798) werd hij in een oorlog tegen Frankrijk gewikkeld. Nadat in 1792 de vrede was tot stand gekomen, bracht hij het leger op Europese voet, maar veroorzaakte daardoor grote ontevredenheid, in het bijzonder bij de Janitsjaren, die in Mei 1807 ten getale van 15.000 doordrongen in het paleis, geholpen door de geestelijkheid. Selîm werd afgezet en 31 Mei beklom zijn neef Moestafâ IV de troon. Selîm werd in een kiosk van het Serail gevangengehouden en op bevel van Moestafâ vermoord, toen zijn aanhanger, Moestafâ Bairakdâr, het volgende jaar Constantinopel binnentrok.
Lit.: J. H. Kramers. Art. Selīm I en Selīm II, in Enz. d. Islāms IV (Leiden 1934); zie ook Turkije, geschiedenis.